Um die Webseite optimal gestalten und Ihnen an Ihre Interessen angepasste, nutzungsbasierte Informationen zukommen lassen zu können, verwendet Daimler Cookies. Mit der Nutzung der Webseite stimmen Sie der Verwendung von Cookies zu. > Weitere Informationen erhalten Sie in den Cookie-Hinweisen.

Aannemen
  • E-Klasse
  • Limousine
  • 09/2016 - 11/2017
app store google play
X

Printen
Informatie over de positie van de tankdopklep
Auto met instrumentendisplay (standaard)
Auto's met instrumentendisplay in de Widescreen Cockpit

Als de auto met de sleutel wordt ont- of vergrendeld, wordt automatisch ook de tankdopklep ont- of vergrendeld.

De plaats van de tankdopklep wordt in het combi-instrument weergegeven. De pijl op de pompzuil geeft de zijde van de auto aan.

Tanken
WAARSCHUWING Brand‑ en explosiegevaar door brandstof

Brandstoffen zijn licht ontvlambaar.

Beslist vuur, open licht, roken en vonkvorming vermijden.
Vóór het tanken de motor en, indien aanwezig, de standverwarming uitschakelen.
WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door brandstoffen

Brandstoffen zijn giftig en schadelijk voor de gezondheid

Beslist voorkomen dat brandstof met de huid, de ogen of de kleding in aanraking komt, of dat het wordt ingeslikt.
Brandstofdampen niet inademen.
Kinderen op afstand van brandstoffen houden.

Als u of anderen met brandstof in aanraking zijn geweest, de volgende punten in acht nemen:

Brandstof op de huid direct met water en zeep afspoelen.
Wanneer brandstof in de ogen terecht gekomen is, de ogen direct grondig met schoon water uitspoelen. Zo snel mogelijk naar een arts gaan.
Wanneer brandstof is ingeslikt, zo snel mogelijk naar een arts gaan. Geen braken opwekken.
Met brandstof vervuilde kleren direct wisselen.
WAARSCHUWING Brand‑ en explosiegevaar door elektrostatische oplading

Elektrostatische oplading kan tot vonkvorming leiden en brandstofdampen ontsteken.

Voordat u de tankdop opent of het vulpistool vastpakt, de metalen carrosserie van de auto aanraken.

Op deze manier wordt een eventueel aanwezige elektrostatische oplading afgebouwd.

WAARSCHUWING Brandgevaar door brandstofmengsel

Auto's met dieselmotor:

Wanneer diesel met benzine wordt gemengd, is het vlampunt van het brandstofmengsel lager dan bij pure diesel.

Als de motor draait kunnen onderdelen van het uitlaatsysteem ongemerkt oververhit raken.

Nooit benzine tanken.
Nooit benzine aan de diesel bijmengen.
AANWIJZING Beschadiging door verkeerde brandstof

Brandstof die niet aan de vereiste kwaliteit voldoet, kan hogere slijtage en schade aan de motor en het uitlaatsysteem veroorzaken.

Alleen de geadviseerde brandstof tanken.
AANWIJZING Beschadiging door verkeerde brandstof

Auto's met benzinemotor:

Kleine hoeveelheden van de verkeerde brandstof kunnen al leiden tot schade aan het brandstofsysteem, de motor en het uitlaatgasreinigingssysteem.

Alleen brandstof tanken, die voldoet aan de Europese norm EN 228 of daaraan gelijkwaardig is.

Brandstof met deze specificatie kan maximaal 10 % ethanol bevatten. Uw auto is geschikt voor E10‑.

Het volgende niet tanken:
  • Dieselbrandstof

  • E85, E100

  • Methanolhoudende benzine (M15, M30, M85, M100)

  • Benzine met metaalhoudende additieven

Wanneer abusievelijk de verkeerde brandstof is getankt:

Het contact niet inschakelen.
Contact opnemen met een gekwalificeerde werkplaats.
AANWIJZING Beschadiging door verkeerde brandstof

Auto's met dieselmotor:

Kleine hoeveelheden van de verkeerde brandstof kunnen al leiden tot schade aan het brandstofsysteem, de motor en het uitlaatgasreinigingssysteem.

Alleen diesel tanken, die voldoet aan de Europese norm EN 590, of gelijkwaardig.
Auto's met dieselpartikelfilter: In landen buiten de EU alleen zwavelarme eurodiesel tanken met een zwavelgehalte van minder dan 50 ppm.
Niet tanken met:
  • Benzine

  • Marinediesel

  • Huisbrandolie

  • Biodiesel

  • Plantaardige olie

  • Petroleum

  • Kerosine

AANWIJZING Geen diesel tanken bij auto's met benzinemotor.
Wanneer u per ongeluk de verkeerde brandstof hebt getankt, niet het contact inschakelen. Anders kan de brandstof in het brandstofsysteem geraken. Kleine hoeveelheden van de verkeerde brandstof kunnen al leiden tot schade aan het brandstofsysteem en de motor. Contact opnemen met een gekwalificeerde werkplaats en de brandstoftank en de brandstofleidingen volledig laten aftappen.
AANWIJZING Geen benzine tanken bij auto's met dieselmotor.
Wanneer u per ongeluk de verkeerde brandstof hebt getankt, niet het contact inschakelen. Anders kan de brandstof in het brandstofsysteem geraken. Kleine hoeveelheden van de verkeerde brandstof kunnen al leiden tot schade aan het brandstofsysteem en de motor. De reparatiekosten zijn hoog. Contact opnemen met een gekwalificeerde werkplaats en de brandstoftank en de brandstofleidingen volledig laten aftappen.
AANWIJZING De brandstoftank niet te ver vullen, anders kan het brandstofsysteem worden beschadigd.
De brandstoftank slechts zo ver vullen tot het vulpistool afslaat.
AANWIJZING De brandstoftank niet te ver vullen, anders kan bij het verwijderen van het vulpistool brandstof wegspuiten.
De brandstoftank slechts zo ver vullen tot het vulpistool afslaat.
Voorwaarde

De auto moet ontgrendeld zijn.

Tijdens het tanken niet weer in de auto stappen. Anders kunt u zich weer elektrostatisch opladen.

De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfsstoffen in acht nemen meer.

Tanken
Tankdopklep
Houder voor tankdop
Bandenspanningstabel
QR-code voor reddingskaart
Brandstofsoort
Op de tankdopklep drukken.
De tankdop linksom draaien en verwijderen.
De tankdop in de houder plaatsen.
De vulpijp van het vulpistool volledig in de tankvulbuis schuiven, laten rusten en tanken.
De brandstoftank slechts zo ver vullen tot het vulpistool afslaat.
Tanken
Tankdopklep
Houder voor tankdop
Bandenspanningstabel
QR-code voor reddingskaart
Brandstofsoort
Op de tankdopklep drukken.
De tankdop linksom draaien en verwijderen.
De tankdop in de houder plaatsen.
De vulpijp van het vulpistool volledig in de tankvulbuis schuiven, laten rusten en tanken.
De brandstoftank slechts zo ver vullen tot het vulpistool afslaat.

De opening van de tankvulbuis is alleen geschikt voor de tankpistolen van een dieselpomp.

Bij een volledig leeggereden brandstoftank ten minste 5 liter diesel bijtanken.

Waarden in het menu Reis van de boordcomputer terugzetten
Boordcomputer:
Reis

De schrijfwijze van de weergegeven hoofdmenu's kan afwijken. Daarom het menu-overzicht voor het instrumentendisplay raadplegen meer.

De waarden van de volgende functies kunnen worden teruggezet:
  • Dagteller

  • Tripcomputer "na vertrek" en "na terugzetten"

  • ECO-aanduiding

De functie die moet worden teruggezet, selecteren:
Een wissend gebaar omhoog of omlaag links op de Touch-Control uitvoeren.
Links op de Touch-Control drukken.
Jaselecteren.
Links op de Touch-Control drukken.

Wanneer langer links op de Touch-Control wordt gedrukt, wordt de functie direct teruggezet.

AdBlue® bijvullen
WAARSCHUWING Gevaar voor verbranding door heet AdBlue®/DEF
Het AdBlue®/DEF leidingsysteem staat in de volgende situaties onder druk:
  • Als de motor draait.

  • Na het afzetten van de motor.

Als u het leidingsysteem opent, kunt u zich aan eruit spuitend, heet AdBlue®/DEF branden.

De motor laten afkoelen alvorens het leidingsysteem te openen.
Bij het openen altijd handschoenen, beschermende kleding en een veiligheidsbril dragen.
Leidingskoppelingen en -sluitingen op systeemcomponenten langzaam openen.
AANWIJZING Motorschade door AdBlue® in de brandstof
AdBlue® mag niet in de brandstoftank worden gevuld.
AdBlue® alleen in de AdBlue®-tank vullen.
Vermijden dat de AdBlue®-tank te ver wordt gevuld.
AANWIJZING Vermijden dat AdBlue® wordt ingeslikt.

Wanneer AdBlue® is ingeslikt:

Direct de mond grondig uitspoelen.
Rijkelijk water drinken.
Zo snel mogelijk naar een arts gaan.
AANWIJZING Beschadiging van het interieur door vrijkomende AdBlue®
De AdBlue® navulverpakking na het vullen goed afsluiten.
AdBlue® navulverpakkingen niet langdurig in de auto vervoeren.
AANWIJZING Als de AdBlue®-tank wordt geopend, kan een kleine hoeveelheid ammoniakdamp vrijkomen.
De AdBlue®-tank alleen bijvullen in goed geventileerde ruimtes.
Vermijden dat AdBlue® met de huid, ogen of kleding in contact komt.
Kinderen op afstand van AdBlue® houden.
Voorwaarden
Op het multifunctioneel display kunnen de volgende meldingen u tot het bijvullen van AdBlue® oproepen:
  • AdBlue bijvullen zie handleiding. De AdBlue®-tank is tot de reservehoeveelheid van 1,0 gal (4,0 L) opgebruikt.

  • AdBlue bijvullen Gn. start na XXX km . U kunt met de auto alleen nog de weergegeven afstand afleggen. Zo snel mogelijk AdBlue® bijvullen.

  • AdBlue bijvullen Starten niet mogelijk. De auto kan niet meer worden gestart.

De auto moet ontgrendeld zijn.

AdBlue® tankdop openen
Op de tankdopklep drukken.
De AdBlue® tankdop linksom draaien en verwijderen.
AdBlue® bijvulcontainer voorbereiden
De dop van de AdBlue® jerrycan losdraaien.
De eenwegslang met de hand op de opening van de AdBlue® bijvulcontainer vastdraaien.
AdBlue® bijvullen
De eenwegslang met de hand op de vulpijp van de auto vastdraaien.
De AdBlue® bijvulcontainer omhoogbrengen en kantelen.

Het bijvullen stopt als de AdBlue®-tank volledig is gevuld.

De AdBlue® bijvulcontainer kan gedeeltelijk geleegd worden verwijderd.

De eenwegslang en de AdBlue® bijvulcontainer in omgekeerde volgorde losdraaien en afsluiten.
Na het vullen van de AdBlue®-tank het contact ten minste 60 seconden inschakelen.
De auto starten.

De displaymelding dooft in het combi-instrument.

Een AdBlue® bijvulcontainer niet continu in de auto meenemen.

Ruitensproeierinstallatie bijvullen
WAARSCHUWING Gevaar voor brandwonden door hete onderdelen in de motorruimte

Bepaalde onderdelen in de motorruimte kunnen zeer heet zijn, bijvoorbeeld de motor, de radiateur en onderdelen van het uitlaatsysteem.  

De motor laten afkoelen en alleen de hierna beschreven onderdelen aanraken.
WAARSCHUWING Gevaar voor brandwonden door het openen van de motorkap

Wanneer bij een oververhitte motor of bij brand in de motorruimte de motorkap wordt geopend, kunt u in contact komen met hete gassen of andere ontsnappende bedrijfsstoffen.

De oververhitte motor laten afkoelen alvorens de motorkap te openen.
Bij brand in de motorruimte de motorkap gesloten houden en contact opnemen met de brandweer.
WAARSCHUWING Gevaar voor brand‑ en letsel door ruitensproeiervloeistofconcentraat

Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht ontvlambaar. Wanneer het op hete onderdelen in de motorruimte of onderdelen van het uitlaatsysteem terechtkomt, kan het ontsteken.

Ervoor zorgen dat er geen ruitensproeiervloeistofconcentraat naast de vulopening terecht komt.
De dop aan de lip lostrekken.
Ruitensproeiervloeistof bijvullen.
Ruitenwisserbladen voorruit vervangen
WAARSCHUWING Inklemgevaar door ingeschakelde ruitenwissers bij het vervangen van de ruitenwisserbladen

Wanneer de ruitenwissers in beweging komen bij het vervangen van de ruitenwisserbladen, kunt u door de ruitenwisserarm bekneld raken

Alvorens de ruitenwisserbladen te vervangen, altijd de ruitenwissers en het contact uitschakelen.
Ruitenwisserarmen verticaal zetten
De ruitenwissers met de combischakelaar in de stand continu wissen langzaam zetten.
Zodra de ruitenwisserarmen verticaal op de motorkap staan, het contact afzetten.
De ruitenwisserarm van de voorruit wegklappen.
Onderhoudsindicatie
De beschermfolie van de onderhoudsindicatie bij de punt van het blad van het nieuwe ruitenwisserblad aftrekken.

Als de kleur van de onderhoudsindicatie verandert van zwart naar geel, moeten de ruitenwisserbladen worden vervangen.

De tijd tot het veranderen van de kleur is afhankelijk van de gebruiksvoorwaarden.

Het motoroliepeil controleren met de oliepeilstaaf
WAARSCHUWING Gevaar voor brandwonden door hete onderdelen in de motorruimte

Bepaalde onderdelen in de motorruimte kunnen zeer heet zijn, bijvoorbeeld de motor, de radiateur en onderdelen van het uitlaatsysteem.  

De motor laten afkoelen en alleen de hierna beschreven onderdelen aanraken.

Afhankelijk van het motortype kan de oliepeilstaaf op verschillende plaatsen in de motorruimte aangebracht zijn.

Wachttijd voor het controleren van het oliepeil:
  • Motor op bedrijfstemperatuur: 5 minuten.

  • Motor niet op bedrijfstemperatuur (bijvoorbeeld als de motor slechts kort gestart is): 30 minuten.

De auto op een horizontaal vlak parkeren.
De oliepeilstaaf eruit trekken en afvegen.
De oliepeilstaaf langzaam tot de aanslag in de geleidepijp schuiven en na drie seconden eruit trekken.
  • Oliepeil in orde: Het oliepeil ligt tussen en .

  • Oliepeil te laag: Het oliepeil ligt bij of daaronder.

Wanneer het oliepeil te laag is, 1,1 US qt (1 l) motorolie bijvullen.
Aanwijzingen met betrekking tot het auto wassen in een wasstraat
WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door verminderde remwerking na het auto wassen

Nadat de auto is gewassen, hebben de remmen een verminderde remwerking.

Nadat de auto is gewassen, rekening houdend met de verkeerssituatie, voorzichtig afremmen tot de volledige remwerking weer aanwezig is.
Om schade aan de auto te vermijden, het volgende in acht nemen bij gebruik van een wasstraat:
  • De DISTRONIC automatische afstandsregeling en de HOLD-functie zijn uitgeschakeld.

  • De 360°-camera of de achteruitrijcamera is uitgeschakeld.

  • De zijruiten en het schuifdak zijn volledig gesloten.

  • De aanjager van de ventilatie en de verwarming is uitgeschakeld.

  • De schakelaar van de ruitenwissers staat in de stand 0.

  • Bij een wasstraat waarin de auto gesleept wordt: De neutraalstand is ingeschakeld.

  • De sleutel bevindt zich op een minimumafstand van 10 ft (3 m) van de auto, anders kan het kofferdeksel onbedoeld opengaan.

Door na het auto wassen de wax van de voorruit en de ruitenwisserrubbers te verwijderen, wordt streepvorming voorkomen en worden wisgeluiden gereduceerd.