Als het ESP® is uitgeschakeld, wordt de auto niet door het ESP® gestabiliseerd. Bovendien zijn verdere rijveiligheidssystemen uitgeschakeld.
Als het ESP® wordt uitgeschakeld, zorgt het ESP® niet meer voor stabilisatie van de auto.
bij het wegrijden op een natte of gladde weg.
bij het remmen.
Auto's met aanhangwagenvoorziening: Bij het rijden met aanhangwagen vanaf een snelheid van 40 mph (65 km/h), als de combinatie gaat slingeren.
bij sterke zijwind, als sneller dan 50 mph (80 km/h) wordt gereden.
Een of meerdere wielen worden doelgericht afgeremd.
Het motorvermogen wordt aangepast aan de situatie.
De rijstabiliteit wordt niet meer verbeterd.
Auto's met aanhangwagenvoorziening: Het aanhangwagenstabilisatiesysteem is niet meer actief.
De zijwindassistent is niet meer actief.
De aangedreven wielen kunnen doordraaien.
De tractieregeling ETS/4ETS is nog steeds actief.
Ook als het ESP® is uitgeschakeld, wordt u bij het remmen nog steeds ondersteund door het ESP®.
Het ESP® in geen geval uitschakelen.
Het gaspedaal bij het wegrijden slechts zo ver indrukken als nodig is.
De rijstijl aan de actuele verkeers- en weersomstandigheden aanpassen.
bij gebruik van sneeuwkettingen
in diepe sneeuw
op zand of grind
De doordraaiende wielen zorgen door freeswerking voor een betere tractie.
Als in het combi-instrument het waarschuwingslampje ESP® OFF permanent brandt, is het ESP® uitgeschakeld.
Als het waarschuwingslampje ESP® permanent brandt, is het ESP® vanwege een storing niet beschikbaar.
De tractieregeling ETS/4ETS is een onderdeel van het ESP®.
Als de aangedreven wielen doordraaien, worden ze afzonderlijk afgeremd.
Er wordt meer aandrijfkoppel overgebracht naar het wiel of de wielen met grip.
De rijprogramma's maken een aanpassing van het ESP® aan verschillende weersomstandigheden, de staat van het wegdek en de gewenste rijstijl mogelijk. De rijprogramma's kunnen ook worden ingesteld met de DYNAMIC SELECT-schakelaar.