Als u tijdens het in- of uitschakelen van de vierwielaandrijving het gaspedaal indrukt, kan de verdeelbak worden beschadigd.
Het controlelampje in de schakelaar knippert terwijl de vierwielaandrijving wordt in- of uitgeschakeld.
De waarschuwingslampjes en in het instrumentendisplay gaan branden. Het ESP® en de ASR zijn gedurende de schakelmanoeuvre uitgeschakeld. Als de schakelmanoeuvre voltooid is, doven de waarschuwingslampjes en in het instrumentendisplay en zijn het ESP® en de ASR weer ingeschakeld.
Zolang het controlelampje in de schakelaar knippert, kunt u de schakelmanoeuvre afbreken door opnieuw de schakelaar in te drukken. Als de schakelmanoeuvre niet wordt geaccepteerd, knippert het controlelampje in de schakelaar driemaal kort. Aan één van de schakelvoorwaarden is dan niet voldaan.
Als het controlelampje in de schakelaar brandt, is de vierwielaandrijving ingeschakeld. Op het display van de boordcomputer verschijnt een overeenkomstige melding.
Wanneer de versnellingsbakoverbrenging LOW RANGE ingeschakeld is, kan de vierwielaandrijving niet worden uitgeschakeld.