Um die Webseite optimal gestalten und Ihnen an Ihre Interessen angepasste, nutzungsbasierte Informationen zukommen lassen zu können, verwendet Daimler Cookies. Mit der Nutzung der Webseite stimmen Sie der Verwendung von Cookies zu. > Weitere Informationen erhalten Sie in den Cookie-Hinweisen.

Aannemen
  • S-Klasse
  • Limousine
  • 2017
app store google play
X

Printen
Automatisch zoeken naar tankstation starten
Voorwaarden
  • Het automatisch zoeken naar tankstations is ingeschakeld meer.

Rijsituatie

De routebegeleiding is in werking. Het niveau in de brandstoftank heeft de brandstofreserve bereikt.

De melding Brandstofreserve. Wilt u starten met het zoeken naar een benzinestation? wordt weergegeven.

Ja selecteren.

Het automatisch zoeken naar een tankstation start. De beschikbare tankstations worden langs de route en in de omgeving van de actuele positie van de auto weergegeven.

Het tankstation selecteren.

Het adres van het tankstation wordt weergegeven.

Variant 1: Als geen routebegeleiding actief is, Routebegeleiding starten selecteren.

Het geselecteerde tankstation wordt ingesteld als bestemming. De routebegeleiding begint.

Variant 2: Als een routebegeleiding actief is, Nieuwe routebegeleiding starten of Als volgende tussenbestemming instellen selecteren.

Nieuwe routebegeleiding starten: Het geselecteerde tankstation wordt ingesteld als nieuwe bestemming. De vorige bestemmingen en tussenbestemmingen worden gewist. De routebegeleiding begint naar het tankstation.

Als volgende tussenbestemming instellen: Het geselecteerde tankstation wordt ingesteld als volgende tussenbestemming. De routebegeleiding begint.

Als er reeds vier tussenbestemmingen zijn:
Op de vraag Ja selecteren.

Het geselecteerde tankstation wordt in het tussenbestemmingenmenu op positie 1 opgeslagen. Tussenbestemming 4 wordt gewist. De routebegeleiding begint.

Positie van de tankdopklep
Auto met instrumentendisplay (standaard)
Auto's met instrumentendisplay in de Widescreen Cockpit

Als de auto met de sleutel wordt ont- of vergrendeld, wordt automatisch ook de tankdopklep ont- of vergrendeld.

De plaats van de tankdopklep wordt in het combi-instrument weergegeven. De pijl op de pompzuil geeft de zijde van de auto aan.

Tanken
WAARSCHUWING Brand‑ en explosiegevaar door brandstof

Brandstoffen zijn licht ontvlambaar.

Beslist vuur, open licht, roken en vonkvorming vermijden.
Vóór het tanken de motor en, indien aanwezig, de standverwarming uitschakelen.
WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door brandstoffen

Brandstoffen zijn giftig en schadelijk voor de gezondheid

Beslist voorkomen dat brandstof met de huid, de ogen of de kleding in aanraking komt, of dat het wordt ingeslikt.
Brandstofdampen niet inademen.
Kinderen op afstand van brandstoffen houden.

Als u of anderen met brandstof in aanraking zijn geweest, de volgende punten in acht nemen:

Brandstof op de huid direct met water en zeep afspoelen.
Wanneer brandstof in de ogen terecht gekomen is, de ogen direct grondig met schoon water uitspoelen. Zo snel mogelijk naar een arts gaan.
Wanneer brandstof is ingeslikt, zo snel mogelijk naar een arts gaan. Geen braken opwekken.
Met brandstof vervuilde kleren direct wisselen.
WAARSCHUWING Brand‑ en explosiegevaar door elektrostatische oplading

Elektrostatische oplading kan tot vonkvorming leiden en brandstofdampen ontsteken.

Voordat u de tankdop opent of het vulpistool vastpakt, de metalen carrosserie van de auto aanraken.

Op deze manier wordt een eventueel aanwezige elektrostatische oplading afgebouwd.

WAARSCHUWING Brandgevaar door brandstofmengsel

Auto's met dieselmotor:

Wanneer diesel met benzine wordt gemengd, is het vlampunt van het brandstofmengsel lager dan bij pure diesel.

Als de motor draait kunnen onderdelen van het uitlaatsysteem ongemerkt oververhit raken.

Nooit benzine tanken.
Nooit benzine aan de diesel bijmengen.
AANWIJZING Beschadiging door verkeerde brandstof

Auto's met benzinemotor:

Kleine hoeveelheden van de verkeerde brandstof kunnen al leiden tot schade aan het brandstofsysteem, de motor en het uitlaatgasreinigingssysteem.

Alleen brandstof tanken, die voldoet aan de Europese norm EN 228 of daaraan gelijkwaardig is.

Brandstof met deze specificatie kan maximaal 10 % ethanol bevatten. Uw auto is geschikt voor E10‑.

Het volgende niet tanken:
  • Dieselbrandstof

  • E85, E100

  • Methanolhoudende benzine (M15, M30, M85, M100)

  • Benzine met metaalhoudende additieven

Wanneer abusievelijk de verkeerde brandstof is getankt:

Het contact niet inschakelen.
Contact opnemen met een gekwalificeerde werkplaats.
AANWIJZING Beschadiging door verkeerde brandstof

Auto's met dieselmotor:

Kleine hoeveelheden van de verkeerde brandstof kunnen al leiden tot schade aan het brandstofsysteem, de motor en het uitlaatgasreinigingssysteem.

Alleen diesel tanken, die voldoet aan de Europese norm EN 590 of daaraan gelijkwaardig is.
Auto's met dieselpartikelfilter: In landen buiten de EU alleen zwavelarme eurodiesel tanken met een zwavelgehalte van minder dan 50 ppm.
Niet tanken met:
  • Benzine

  • Marinediesel

  • Huisbrandolie

  • Biodiesel

  • Plantaardige olie

  • Petroleum

  • Kerosine

Wanneer abusievelijk de verkeerde brandstof is getankt:

Het contact niet inschakelen.
Contact opnemen met een gekwalificeerde werkplaats.
AANWIJZING Geen diesel tanken bij auto's met benzinemotor.
Wanneer abusievelijk de verkeerde brandstof is getankt:
  • Het contact niet inschakelen. Anders kan de brandstof bij de motor komen.

    Kleine hoeveelheden van de verkeerde brandstof kunnen al leiden tot schade aan het brandstofsysteem en de motor. De reparatiekosten zijn hoog.

Contact opnemen met een gekwalificeerde werkplaats.
De brandstoftank en de brandstofleidingen volledig laten legen.
AANWIJZING Geen benzine tanken bij auto's met dieselmotor.
Wanneer abusievelijk de verkeerde brandstof is getankt:
  • Het contact niet inschakelen. Anders kan de brandstof in het brandstofsysteem geraken.

    Kleine hoeveelheden van de verkeerde brandstof kunnen al leiden tot schade aan het brandstofsysteem en de motor. De reparatiekosten zijn hoog.

Contact opnemen met een gekwalificeerde werkplaats.
De brandstoftank en de brandstofleidingen volledig laten legen.
AANWIJZING Beschadiging aan het brandstofsysteem door overvulde brandstoftank.
De brandstoftank slechts zo ver vullen tot het vulpistool afslaat.
AANWIJZING Eruit spuitende brandstof bij het verwijderen van het vulpistool.
De brandstoftank slechts zo ver vullen tot het vulpistool afslaat.
Voorwaarden
  • De auto ontgrendelen.

Tijdens het tanken niet weer in de auto stappen. Anders kunt u zich weer elektrostatisch opladen.

De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfsstoffen in acht nemen meer.

Tankdopklep
Houder voor tankdop
Bandenspanningstabel
QR-code voor reddingskaart
Brandstofsoort
Op de tankdopklep drukken.
De tankdop linksom draaien en verwijderen.
De tankdop in de houder plaatsen.
De vulpijp van het vulpistool volledig in de tankvulbuis schuiven, laten rusten en tanken.
De brandstoftank slechts zo ver vullen tot het vulpistool afslaat.

Auto's met dieselmotor: De opening van de tankvulbuis is alleen geschikt voor de tankpistolen van een dieselpomp.

Auto's met dieselmotor: Bij een volledig leeggereden brandstoftank ten minste 5 liter diesel bijtanken.

Waarden in het menu Reis van de boordcomputer terugzetten
Boordcomputer:
Reis

De schrijfwijze van de weergegeven hoofdmenu's kan afwijken. Daarom het menu-overzicht voor het instrumentendisplay raadplegen meer.

De waarden van de volgende functies kunnen worden teruggezet:
  • Dagteller

  • Tripcomputer "na vertrek" en "na terugzetten"

  • ECO-aanduiding

De functie die moet worden teruggezet, selecteren:
Veegbewegingen omhoog of omlaag links op de Touch-Control uitvoeren.
Links op de Touch-Control drukken.
Ja selecteren.
Links op de Touch-Control drukken.

Wanneer langer links op de Touch-Control wordt gedrukt, wordt de functie direct teruggezet.

AdBlue® bijvullen
AANWIJZING Motorschade door AdBlue® in de brandstof
AdBlue® mag niet in de brandstoftank worden gevuld.
AdBlue® alleen in de AdBlue®-tank vullen.
Vermijden dat de AdBlue®-tank te ver wordt gevuld.
AANWIJZING Verontreiniging van het interieur door vrijkomende AdBlue®
De AdBlue® navulverpakking na het vullen goed afsluiten.
AdBlue® navulverpakkingen niet langdurig in de auto vervoeren.
Voorwaarden
  • De auto ontgrendelen.

De volgende na elkaar optredende meldingen op het multifunctioneel display verzoeken u om de AdBlue® tank bij te vullen:
  • AdBlue bijvullen zie handleiding. De AdBlue® voorraad is tot de reservehoeveelheid verbruikt.

  • AdBlue bijvullen Geen start na XXX km . U kunt met de auto alleen nog de weergegeven afstand afleggen. Zo snel mogelijk AdBlue® bijvullen.

  • AdBlue bijvullen Starten niet mogelijk. De auto kan niet meer worden gestart.

AdBlue® tankdop openen
Op de tankdopklep drukken.
De AdBlue® tankdop linksom draaien en verwijderen.
AdBlue® bijvulcontainer voorbereiden
De dop van de AdBlue® jerrycan losdraaien.
De eenwegslang met de hand op de opening van de AdBlue® bijvulcontainer vastdraaien.
AdBlue® bijvullen
De eenwegslang met de hand op de vulpijp van de auto vastdraaien.
De AdBlue® bijvulcontainer omhoogbrengen en kantelen.

Als de AdBlue®-tank volledig gevuld is, stopt het vullen.

De AdBlue® bijvulcontainer kan gedeeltelijk geleegd worden verwijderd.

De eenwegslang en de AdBlue® bijvulcontainer in omgekeerde volgorde losdraaien en afsluiten.
De ontsteking gedurende ten minste 60 seconden inschakelen.
De auto starten.

Een AdBlue® navulverpakking niet continu in de auto meenemen.

Ruitensproeierinstallatie bijvullen
WAARSCHUWING Gevaar voor brandwonden door hete onderdelen in de motorruimte

Bepaalde onderdelen in de motorruimte kunnen zeer heet zijn, bijvoorbeeld de motor, de radiateur en onderdelen van het uitlaatsysteem.  

De motor laten afkoelen en alleen de hierna beschreven onderdelen aanraken.
WAARSCHUWING Gevaar voor brandwonden bij het openen van de motorkap

Wanneer bij een oververhitte motor of bij brand in de motorruimte de motorkap wordt geopend, kunt u in contact komen met hete gassen of andere ontsnappende bedrijfsstoffen.

De oververhitte motor laten afkoelen alvorens de motorkap te openen.
Bij brand in de motorruimte de motorkap gesloten houden en contact opnemen met de brandweer.
WAARSCHUWING Gevaar voor brand‑ en letsel door ruitensproeiervloeistofconcentraat

Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht ontvlambaar. Wanneer het op hete onderdelen in de motorruimte of onderdelen van het uitlaatsysteem terechtkomt, kan het ontsteken.

Ervoor zorgen dat er geen ruitensproeiervloeistofconcentraat naast de vulopening terecht komt.
De afsluitdop aan de lip opentrekken en aan de rand van de vulopening opbergen en inklemmen.
Ruitensproeiervloeistof bijvullen.
Ruitenwisserarmen verticaal zetten (servicepositie)
WAARSCHUWING Inklemgevaar door ingeschakelde ruitenwissers bij het vervangen van de ruitenwisserbladen

Wanneer de ruitenwissers in beweging komen bij het vervangen van de ruitenwisserbladen, kunt u door de ruitenwisserarm bekneld raken

Alvorens de ruitenwisserbladen te vervangen, altijd de ruitenwissers en het contact uitschakelen.
Servicepositie activeren
Spanningsvoorziening in- en weer uitschakelen meer.
De knop langer dan één seconde indrukken.

De ruitenwisserarmen gaan haaks op de motorkap staan.

De ruitenwisserarm van de voorruit wegklappen.
Servicepositie deactiveren
Spanningsvoorziening in- en weer uitschakelen meer.
De knop indrukken.

De ruitenwisserarmen bewegen terug naar hun normale positie.

Ruitenwisserbladen voorruit vervangen (MAGIC VISION CONTROL)
Ruitenwisserbladen verwijderen
Ruitenwisserblad in demontagepositie zetten:
Met één hand de ruitenwisserarm vasthouden. Met de andere hand het ruitenwisserblad in de richting van de pijl tot voorbij de weerstand draaien.

Het ruitenwisserblad vergrendelt met een klik in de demontagepositie.

Ruitenwisserblad verwijderen:
De ontgrendelingsknop indrukken, het ruitenwisserblad in de richting van de pijl lostrekken en verwijderen.
Ruitenwisserbladen aanbrengen
Het nieuwe ruitenwisserblad in de richting van de pijl op de ruitenwisserarm schuiven, tot de ontgrendelingsknop aangrijpt.
Het ruitenwisserblad door de weerstand in de richting van de pijl op de ruitenwisserarm drukken.

Het ruitenwisserblad vergrendelt met een hoorbare klik en kan weer vrij bewegen.

De ruitenwisserarm weer naar de voorruit klappen.
Ruitenwisserbladen voorruit vervangen
Ruitenwisserbladen verwijderen
De beide klemmen indrukken.
Het ruitenwisserblad in de richting van de pijl van de ruitenwisserarm wegklappen.
Het ruitenwisserblad in de richting van de pijl verwijderen.
Ruitenwisserbladen aanbrengen
Het nieuwe ruitenwisserblad met de uitsparing op de nok zetten.
Het ruitenwisserblad in de richting van de pijl tegen de ruitenwisserarm klappen, tot de klemmen in de houder aangrijpen.
De bevestiging van het ruitenwisserblad controleren.
De ruitenwisserarm weer naar de voorruit klappen.
Motoroliepeil met oliepeilstaaf controleren (S 320, S 450, S 450 4MATIC, S 450 4MATIC Mercedes Maybach)
WAARSCHUWING Gevaar voor brandwonden door hete onderdelen in de motorruimte

Bepaalde onderdelen in de motorruimte kunnen zeer heet zijn, bijvoorbeeld de motor, de radiateur en onderdelen van het uitlaatsysteem.  

De motor laten afkoelen en alleen de hierna beschreven onderdelen aanraken.

Afhankelijk van het motortype kan de oliepeilstaaf op verschillende plaatsen in de motorruimte aangebracht zijn.

Wachttijd voor het controleren van het oliepeil:
  • Motor op bedrijfstemperatuur: vijf minuten.

De auto op een horizontaal vlak parkeren.
De oliepeilstaaf eruit trekken en afvegen.
De oliepeilstaaf langzaam tot de aanslag in de geleidepijp schuiven en na drie seconden eruit trekken.
  • Oliepeil in orde: Het oliepeil ligt tussen en .

  • Oliepeil te laag: Het oliepeil ligt bij of daaronder.

  • Oliepeil te hoog: Het oliepeil ligt boven .

Wanneer het oliepeil te laag is, 1 l motorolie bijvullen.
Als het oliepeil te hoog is: de te veel bijgevulde motorolie bij een gekwalificeerde werkplaats laten verwijderen.
Aanwijzingen met betrekking tot het auto wassen in een wasstraat
WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door verminderde remwerking na het auto wassen

Nadat de auto is gewassen, hebben de remmen een verminderde remwerking.

Nadat de auto is gewassen, rekening houdend met de verkeerssituatie, voorzichtig afremmen tot de volledige remwerking weer aanwezig is.
Om schade aan de auto te vermijden, het volgende in acht nemen bij gebruik van een wasstraat:
  • De actieve afstandsassistent DISTRONIC en de HOLD-functie zijn uitgeschakeld.

  • De 360°-camera of de achteruitrijcamera is uitgeschakeld.

  • De zijruiten en het schuifdak zijn volledig gesloten.

  • De aanjager van de ventilatie en de verwarming is uitgeschakeld.

  • De schakelaar van de ruitenwissers staat in de stand .

  • Bij een wasstraat waarin de auto gesleept wordt: De neutraalstand is ingeschakeld.

  • De sleutel bevindt zich op een minimumafstand van 3 m van de auto, anders kan het kofferdeksel onbedoeld opengaan.

Door na het auto wassen de wax van de voorruit en de ruitenwisserrubbers te verwijderen, wordt streepvorming voorkomen en worden wisgeluiden gereduceerd.