Bij het omlaagbrengen van de auto kunnen lichaamsdelen van personen bekneld raken die zich tussen de carrosserie en de banden of onder de auto bevinden.
Auto's met AIR BODY CONTROL resp. niveauregeling: Bij het uitladen of uitstappen gaat de auto eerst iets omhoog en zakt vervolgens na korte tijd tot de ingestelde hoogte.
Daardoor kunnen u en personen in de buurt van de spatbordrand of de bodemplaat bekneld raken.
De auto kan ook na het vergrendelen omlaag gaan.
De auto is gestart.
De auto mag niet sneller dan 120 km/h rijden.
Alleen auto omlaagbrengen: Bij stilstaande auto moeten alle portieren gesloten zijn.
Het controlelampje brandt.
De auto wordt 40 mm omhooggebracht ten opzichte van het normale niveau.
Uw selectie wordt opgeslagen.
Er wordt sneller dan 120 km/h gereden.
Er wordt circa drie minuten met een snelheid tussen 80 km/h en 120 km/h gereden.
Er wordt een rijprogramma met de DYNAMIC SELECT-schakelaar geselecteerd.
De auto wordt ingesteld op de hoogte van het laatst geselecteerde rijprogramma.
Het controlelampje dooft. De auto wordt ingesteld op de hoogte van het laatst geselecteerde rijprogramma.