Op personen of dieren.
Op stilstaande obstakels op de weg, bijvoorbeeld wachtende of geparkeerde auto's (auto's zonder rijassistentiepakket).
Op stilstaande obstakels op de weg, bijvoorbeeld wachtende of geparkeerde auto's, als de waarneembaarheid onvoldoende is (auto's met rijassistentiepakket).
Op tegenliggers en kruisend verkeer.
Daardoor kan de afstandspilot DISTRONIC in deze situaties niet waarschuwen of ingrijpen.
De afstandspilot DISTRONIC kan andere verkeersdeelnemers en complexe verkeerssituaties niet altijd ondubbelzinnig herkennen.
Zonder reden waarschuwen en de auto vervolgens afremmen.
Niet waarschuwen of ingrijpen.
Onverwacht accelereren of remmen.
De afstandspilot DISTRONIC remt de auto met maximaal 50 % van de maximaal mogelijke vertraging af. Wanneer deze vertraging niet voldoende is, waarschuwt de afstandspilot DISTRONIC u optisch en akoestisch.
Wanneer er een storing optreedt in het systeem of in de spanningsvoorziening.
Wanneer de DISTRONIC automatische afstandsregeling met de TEMPOMAT-hendel wordt uitgeschakeld, bijvoorbeeld door een inzittende of van buiten de auto.
Wanneer de elektronica in de motorruimte, de accu of de zekeringen gemanipuleerd worden.
Wanneer de accukabels worden losgemaakt.
Wanneer gas wordt gegeven, bijvoorbeeld door een inzittende.
Wanneer u de opgeslagen snelheid oproept en deze lager is dan de actuele snelheid, remt de auto af.
Als de opgeslagen snelheid niet bekend is, kan de auto onverwacht remmen.
Wanneer de afstandspilot DISTRONIC een voorligger niet meer herkent, kan hij onverwacht naar de opgeslagen snelheid accelereren.
Deze snelheid kan op een voorsorteerstrook of een afbuigstrook te hoog zijn.
Deze snelheid kan op de rechter rijstrook zo hoog zijn, dat voertuigen op de linker rijstrook worden ingehaald (landen met rechtsrijdend verkeer).
Deze snelheid kan op de linker rijstrook zo hoog zijn, dat voertuigen op de rechter rijstrook worden ingehaald (landen met linksrijdend verkeer).
De verkeerssituatie altijd goed in de gaten houden en klaar zijn om te remmen.
Bij automatisch wegrijden door de afstandspilot DISTRONIC kan de auto onverwacht accelereren.
Eventueel zelf remmen en uitwijken.
De snelheid die door de snelheidslimiet-pilot wordt overgenomen kan in sommige gevallen te hoog of onjuist zijn:
Bij regen of mist
Bij het rijden met een aanhangwagen.
Erop letten dat de rijsnelheid altijd overeenkomt met de verkeersregels.
De auto is gestart.
De elektrische parkeerrem is vrijgezet.
Er wordt niet in- of uitgeparkeerd met de parkeerpilot.
Het ESP® is ingeschakeld, maar regelt niet.
De transmissie bevindt zich in de stand .
De bestuurders-, passagiers- en achterportieren zijn gesloten.
De motorkap is gesloten.
De auto past de snelheid aan die van de voorligger aan, tot maximaal de opgeslagen snelheid.
Voorwaarde
Er is eerder een snelheid opgeslagen.
De auto rijdt weg en past de snelheid aan de voorligger aan. Als er geen voorligger wordt herkend, versnelt de auto naar de opgeslagen snelheid.
Voorwaarden
In het multimediasysteem is de snelheidslimietpilot geactiveerd meer.
De DISTRONIC automatische afstandsregeling is ingeschakeld.
Het systeem herkent verkeerstekens met snelheidslimieten.
De weergegeven snelheidsbegrenzing wordt als opgeslagen snelheid overgenomen. De auto past de snelheid aan die van de voorligger aan, tot maximaal de opgeslagen snelheid. Als de snelheidslimietpilot ingeschakeld is, worden herkende wijzigingen van de snelheidslimiet door het systeem overgenomen.
Wanneer de DISTRONIC automatische afstandsregeling niet sterk genoeg kan vertragen om een nadering van de voorligger te verhinderen, wordt u optisch en akoestisch gewaarschuwd. In deze situatie klinkt een onderbroken waarschuwingssignaal en gaat het afstandswaarschuwingslampje in het combi-instrument branden.