Wanneer een stoel wordt versteld, kunt u of een van de inzittenden ingeklemd raken.
Als de stoel en de rugleuning niet vergrendeld zijn, kunnen ze bijvoorbeeld bij een remmanoeuvre of een ongeval naar voren klappen.
De inzittende kan door een niet-vergrendelde stoel of rugleuning in de veiligheidsgordel worden gedrukt. De veiligheidsgordel kan niet meer zoals bedoeld beschermen en extra letsel veroorzaken.
Een kinderzitjesbevestigingssysteem wordt niet meer correct ondersteund of op zijn plaats gehouden en kan zijn functie niet meer correct vervullen.
De rugleuning kan voorwerpen of bagage in de bagageruimte niet tegenhouden.
voordat personen op een stoel met in- en uitstaphulp meerijden.
nadat u de stoel hebt ingesteld.
nadat de in- en uitstaphulp is gebruikt.
nadat de bagageruimtevergroting gebruikt is.
Altijd ervoor zorgen dat alle inzittenden de veiligheidsgordel correct dragen en een juiste zithouding hebben. In het bijzonder bij kinderen moet u daarop letten.
Als u de neergeklapte rugleuning niet meer als laadvloer hoeft te gebruiken, klapt u de rugleuning weer terug.
De rode markering van de vergrendelingsindicator mag niet meer zichtbaar zijn; dit controleren. Anders is de rugleuning niet vergrendeld.
Auto's met middelste rugleuning achterin: De middelste rugleuning bevindt zich niet in de vloerstand.
Auto's met opklapbare armsteun achterin: De armsteun achterin is opgeklapt.
De hoofdsteun van de rugleuning beweegt naar een geschikte positie. De zitplaats achterin klapt naar voren.
Auto's met middelste rugleuning achterin: De middelste rugleuning klapt samen met de linker rugleuning naar voren.
Wanneer een stoel van de tweede rij zitplaatsen niet vastgeklikt en vergrendeld is, wordt dit weergegeven op het multifunctioneel display van het combi-instrument.
Auto met 7 zitplaatsen: Met de toets ALL kunnen alle leuningen van de zitplaatsen achterin samen naar voren worden geklapt.