Wanneer met een hogere voertuighoogte wordt gereden, kunnen de rij-eigenschappen negatief worden beïnvloed door het verhoogde zwaartepunt van het voertuig.
De auto kan bijvoorbeeld bij het sturen of bij het rijden in een bocht naar buiten glijden.
Bij het omlaagbrengen van de auto kunnen lichaamsdelen van personen bekneld raken die zich tussen de carrosserie en de banden of onder de auto bevinden.
Auto's met AIRMATIC resp. niveauregeling: Bij het uitladen of uitstappen gaat de auto eerst iets omhoog en zakt vervolgens na korte tijd tot de ingestelde hoogte.
Daardoor kunnen u en personen in de buurt van de spatbordrand of de bodemplaat bekneld raken.
De auto kan ook na het vergrendelen omlaag gaan.
Bij het zakken van de auto kunnen carrosseriedelen worden beschadigd.
De auto is gestart.
Auto's zonder offroad-pakket: De auto rijdt niet sneller dan 65 km/h of bij het gebruik van een aanhangwagen of fietsdrager met correct aangesloten elektrische verbinding 30 km/h.
Auto's met offroad-pakket:
Terreinniveau +1: De auto rijdt niet sneller dan 100 km/h of bij het gebruik van een aanhangwagen of fietsdrager met correct aangesloten elektrische verbinding 30 km/h.
Terreinniveau +2: De auto rijdt niet sneller dan 65 km/h of bij het gebruik van een aanhangwagen of fietsdrager met correct aangesloten elektrische verbinding 30 km/h.
Terreinniveau +3: De auto rijdt niet sneller dan 20 km/h en het mistachterlicht is niet ingeschakeld.
Het controlelampje knippert bij het omhoogbrengen en brandt permanent als het omhoogbrengen is voltooid.
Uw selectie wordt opgeslagen. Het ingestelde terreinniveau blijft opgeslagen, ook nadat het contact is uitgeschakeld.
Rijden met aanhangwagen of fietsdrager: Als u sneller dan 30 km/h rijdt, komt de auto bij een correct aangesloten elektrische verbinding in de rijprogramma's Sport of Sport + omhoog naar het normale niveau.
U rijdt sneller dan 80 km/h.
U rijdt een korte tijd tussen 65 km/h en 80 km/h.
U selecteert een ander rijprogramma met de DYNAMIC SELECT-schakelaar.
De auto wordt ingesteld op de hoogte van het actieve rijprogramma.
Rijden met aanhangwagen of fietsdrager: Als u sneller dan 30 km/h rijdt, zakt de auto bij een correct aangesloten elektrische verbinding naar het normale niveau.
De auto wordt ingesteld op de hoogte van het actieve rijprogramma.
Rijden met aanhangwagen of fietsdrager: De auto zakt bij een correct aangesloten elektrische verbinding naar het normale niveau.
Terreinniveau +1: Eén controlelampje brandt permanent als het omhoogbrengen is voltooid.
Terreinniveau +2: Twee controlelampjes branden permanent als het omhoogbrengen is voltooid.
Terreinniveau +3: Drie controlelampjes branden permanent als het omhoogbrengen is voltooid.
Uw selectie wordt opgeslagen. Het ingestelde terreinniveau blijft opgeslagen, ook nadat het contact is uitgeschakeld.
Terreinniveau +3: U rijdt sneller dan 20 km/h of u schakelt het mistachterlicht in.
De auto zakt naar het terreinniveau +2.
Terreinniveau +2:
U rijdt sneller dan 80 km/h.
U rijdt een korte tijd tussen 65 km/h en 80 km/h.
De auto zakt naar het terreinniveau +1.
Rijden met aanhangwagen of fietsdrager: Als u sneller dan 30 km/h rijdt, zakt de auto bij een correct aangesloten elektrische verbinding naar het normale niveau.
Terreinniveau +1:
U rijdt sneller dan 115 km/h.
U rijdt een korte tijd tussen 100 km/h en 115 km/h.
Rijden met aanhangwagen of fietsdrager: U rijdt sneller dan 30 km/h.
De auto zakt naar het normale niveau.
U selecteert een ander rijprogramma met de DYNAMIC SELECT-schakelaar.
De auto wordt ingesteld op de hoogte van het actieve rijprogramma.
Rijden met aanhangwagen of fietsdrager: De auto zakt bij een correct aangesloten elektrische verbinding naar het normale niveau.
Terreinniveau +3: De auto zakt naar het terreinniveau +2. Twee controlelampjes branden permanent als het omlaagbrengen is voltooid.
Terreinniveau +2: De auto zakt naar het terreinniveau +1. Eén controlelampje brandt permanent als het omlaagbrengen is voltooid.
Terreinniveau +1: De auto zakt naar het normale niveau. Geen controlelampje brandt als het omlaagbrengen is voltooid.
Uw selectie wordt opgeslagen. Het ingestelde terreinniveau blijft opgeslagen, ook nadat het contact is uitgeschakeld.