Um die Webseite optimal gestalten und Ihnen an Ihre Interessen angepasste, nutzungsbasierte Informationen zukommen lassen zu können, verwendet Daimler Cookies. Mit der Nutzung der Webseite stimmen Sie der Verwendung von Cookies zu. > Weitere Informationen erhalten Sie in den Cookie-Hinweisen.

Aannemen
  • A-Klasse
  • Sedan
  • 09/2019
app store google play
X

Printen
Het opladen starten
GEVAAR Levensgevaar bij het opladen met een beschadigde contactdoos

Het opladen gebeurt met een hoge spanning. Als de laadkabel, de voertuigstekkerdoos of de netcontactdoos beschadigd is, kunt u een stroomstoot krijgen.

Alleen een onbeschadigde laadkabel gebruiken.
Mechanische beschadigingen bijvoorbeeld door platdrukken, knikken en er overheen rijden vermijden.
Een beschadigde voertuigstekkerdoos direct bij een gekwalificeerde werkplaats laten vervangen.
De laadkabel nooit in een beschadigde voertuigstekkerdoos steken.
AANWIJZING Te hoge spanning in het stroomnet kan de auto beschadigen.

Daarom is de auto uitgerust met een beschermingssysteem tegen te hoge spanningen in het stroomnet. Dit beschermingssysteem kan bij bijvoorbeeld onweer worden ingeschakeld en leiden tot onderbreking van de zekering van het pand en een onderbreking van het opladen. Deze functies dienen ter bescherming van de auto.

Na het weer inschakelen van de zekering van het pand wordt de laadprocedure automatisch voortgezet.

Als het opladen wordt onderbroken zonder dat de zekering van het pand wordt geactiveerd, kan het tot 10 minuten duren alvorens de laadprocedure automatisch wordt voortgezet.

AANWIJZING Warm worden van laadkabel en laadkabelstekker

De laadkabel en de laadkabelstekker kunnen tijdens het opladen binnen de toegestane grenswaarden warm worden.

De toegestane grenswaarden worden door de volgende factoren beïnvloed:
  • De stroomvoorziening van het stroomnet en de laadkabel zijn intact.

  • De aanwijzingen met betrekking tot het gebruik van de laadkabel en het bedieningselement op de laadkabel zijn in acht genomen.

Als de laadkabel of de laadkabelstekker te warm wordt, de stroomvoorziening van het stroomnet laten controleren.
AANWIJZING Beschadiging of vervuiling van de voertuigstekkerdoos
Als er geen laadkabel is aangesloten, het contactdoosdeksel en de contactdoosklep altijd gesloten houden. Deze beschermen de voertuigstekkerdoos tegen vervuiling en beschadiging.
Vóór het sluiten van de contactdoosklep controleren, of het contactdoosdeksel correct gesloten is. Anders kunnen beschadigingen optreden en kan de contactdoosklep niet meer worden geopend.
Voorwaarden
  • De transmissie staat in de stand .

  • De motorkap is gesloten.

  • De auto is ontgrendeld of de afstand van de sleutel tot de auto is niet groter dan 1 m.

  • Het hybride systeem is niet geactiveerd. De weergave op het multifunctioneel display is uit.

  • De laadkabel staat niet onder trekspanning.

Afhankelijk van de exportuitvoering is de auto uitgerust met een van de volgende voertuigstekkerdozen.

Voertuigstekkerdoos Combo 1
Voertuigstekkerdoos Combo 2
Op de contactdoosklep drukken.

De contactdoosklep zwenkt open.

Het controlelampje en de statusindicatie branden wit.

Bij geactiveerd hybride systeem (weergave op het multifunctioneel display brandt) kan de contactdoosklep niet geopend worden.

De sluiting naar links drukken.

Het contactdoosdeksel is geopend.

Voor het opladen in mode 2/3 is alleen de aansluiting nodig. In dit geval alleen het bovenste deel van het contactdoosdeksel openen.

Opladen via netcontactdoos (mode 2):
De voedingsstekker tot de aanslag in de netcontactdoos van de externe stroombron steken.
Indien nodig de maximale laadstroom instellen meer.
De laadkabelstekker tot de aanslag in de aansluiting van de voertuigstekkerdoos steken. De aansluiting blijft vrij en moet door het onderste deel van het contactdoosdeksel afgedekt blijven.

Erop letten dat de aangesloten laadkabel niet op trekspanning wordt belast.

Het controlelampje en de statusindicatie knipperen eerst oranje en vervolgens groen, zodra de hoogspanningsaccu wordt opgeladen.

Opladen via wallbox/laadstation (mode 3):
De laadkabelstekker tot de aanslag in de aansluiting van de voertuigstekkerdoos steken. De aansluiting blijft vrij en moet door het onderste deel van het contactdoosdeksel afgedekt blijven. Als de wallbox of het laadstation niet met een aansluitkabel is uitgerust, de stekker van de autolaadkabel tot de aanslag in de contactdoos van de wallbox of het laadstation steken.

Erop letten dat de aangesloten laadkabel niet op trekspanning wordt belast.

Het controlelampje en de statusindicatie knipperen eerst oranje en vervolgens groen, zodra de hoogspanningsaccu wordt opgeladen.

Opladen via laadstation (mode 4):
De CCS-laadkabelstekker tot de aanslag in de voertuigstekkerdoos steken.

Erop letten dat de aangesloten laadkabel niet op trekspanning wordt belast.

Het controlelampje en de statusindicatie knipperen eerst oranje en vervolgens groen, zodra de hoogspanningsaccu wordt opgeladen.

Wanneer de laadkabel op de auto is aangesloten, kan het aandrijfsysteem niet worden gestart en kan niet met de auto worden gereden.

Bij het begin van het opladen wordt in het combi-instrument de laadtoestandweergave met een laadprognose weergegeven. De oplaadprognose is de verwachte laadtoestand op de ingestelde vertrektijd of het tijdstip waarop de hoogspanningsaccu volledig is opgeladen.

De informatie die in het combi-instrument kan worden weergegeven in acht nemen:
  • Laadtoestandweergave meer

  • Displaymeldingen

Tijdens het opladen kunnen, afhankelijk van de temperatuur, de ventilator en het accukoelsysteem hoorbaar inschakelen.

Als de auto tijdens langdurige perioden van stilstand op het stroomnet is aangesloten, wordt de hoogspanningsaccu automatisch opgeladen wanneer dat nodig is of wanneer elektrische verbruikers (bijvoorbeeld klimaatregeling vooraf) worden geactiveerd.