Um die Webseite optimal gestalten und Ihnen an Ihre Interessen angepasste, nutzungsbasierte Informationen zukommen lassen zu können, verwendet Daimler Cookies. Mit der Nutzung der Webseite stimmen Sie der Verwendung von Cookies zu. > Weitere Informationen erhalten Sie in den Cookie-Hinweisen.

Aannemen
  • A-Klasse
  • Sedan
  • 07/2018
app store google play
X

Printen
Positie van de tankdopklep

Als de auto met de sleutel wordt ont- of vergrendeld, wordt automatisch ook de tankdopklep ont- of vergrendeld.

De plaats van de tankdopklep wordt in het combi-instrument weergegeven. De pijl op de pompzuil geeft de zijde van de auto aan:

  • De tankdopklep bevindt zich aan de rechterzijde van de auto.
  • De tankdopklep bevindt zich aan de linkerzijde van de auto.
Tanken
WAARSCHUWING Brand‑ en explosiegevaar door brandstof

Brandstoffen zijn licht ontvlambaar.

Beslist vuur, open licht, roken en vonkvorming vermijden.
Voor en tijdens het tanken de ontsteking en, indien aanwezig, de standverwarming uitschakelen.
WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door brandstoffen

Brandstoffen zijn giftig en schadelijk voor de gezondheid.

Beslist voorkomen dat brandstof met de huid, de ogen of de kleding in aanraking komt, of dat het wordt ingeslikt.
Brandstofdampen niet inademen.
Kinderen op afstand van brandstoffen houden.
Tijdens het tanken portieren en ruiten gesloten houden.

Als u of anderen met brandstof in aanraking zijn geweest, de volgende punten in acht nemen:

Brandstof op de huid direct met water en zeep afspoelen.
Wanneer brandstof in de ogen terecht gekomen is, de ogen direct grondig met schoon water uitspoelen. Zo snel mogelijk naar een arts gaan.
Wanneer brandstof is ingeslikt, zo snel mogelijk naar een arts gaan. Geen braken opwekken.
Met brandstof vervuilde kleren direct wisselen.
WAARSCHUWING Brand‑ en explosiegevaar door elektrostatische oplading

Elektrostatische oplading kan tot vonkvorming leiden en brandstofdampen ontsteken.

Voordat u de tankdop opent of het vulpistool vastpakt, de metalen carrosserie van de auto aanraken.

Op deze manier wordt een eventueel aanwezige elektrostatische oplading afgebouwd.

Tijdens het tanken niet weer in de auto stappen.

Anders kunt u zich weer elektrostatisch opladen.

WAARSCHUWING Brandgevaar door brandstofmengsel

Auto's met dieselmotor:

Wanneer diesel met benzine wordt gemengd, is het vlampunt van het brandstofmengsel lager dan bij pure diesel.

Als de motor draait kunnen onderdelen van het uitlaatsysteem ongemerkt oververhit raken.

Nooit benzine tanken.
Nooit benzine aan de diesel bijmengen.
AANWIJZING Beschadiging door verkeerde brandstof

Auto's met benzinemotor:

Kleine hoeveelheden van de verkeerde brandstof kunnen al leiden tot schade aan het brandstofsysteem, de motor en het uitlaatgasreinigingssysteem.

Alleen loodvrije, zwavelvrije brandstof tanken die voldoet aan de Europese norm EN 228 of daaraan gelijkwaardig is.
Het vereiste RON-getal is te vinden aan de binnenzijde van de tankdopklep.

Brandstof met deze specificatie kan maximaal 10 % ethanol bevatten. Uw auto is geschikt voor E10‑.

In geen geval een van de volgende brandstoffen tanken:
  • Dieselbrandstof

  • Normale benzine met een lager octaangetal dan 91 RON

  • Benzine met meer dan 10 vol.% Ethanol, bijvoorbeeld E15, E20, E85, E100

  • Benzine met meer dan 3 vol.% Methanol, bijvoorbeeld M15, M30

  • Benzine met metaalhoudende additieven

Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof wordt getankt:

Het contact niet inschakelen.
Contact opnemen met een gekwalificeerde werkplaats.
AANWIJZING Beschadiging door verkeerde brandstof

Auto's met dieselmotor:

Kleine hoeveelheden van de verkeerde brandstof kunnen al leiden tot schade aan het brandstofsysteem, de motor en het uitlaatgasreinigingssysteem.

Alleen zwavelvrije diesel tanken die voldoet aan de Europese norm EN 590, of gelijkwaardig.

In landen zonder zwavelvrije diesel alleen zwavelarme diesel tanken met een zwavelgehalte van minder dan 50 ppm.

In geen geval een van de volgende brandstoffen tanken:
  • Benzine

  • Marinediesel

  • Stookolie

  • Pure biodiesel of plantaardige olie

  • Petroleum of kerosine

Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof wordt getankt:

Het contact niet inschakelen.
Contact opnemen met een gekwalificeerde werkplaats.
AANWIJZING Geen diesel tanken bij auto's met benzinemotor.
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof wordt getankt:
  • Het contact niet inschakelen. Anders kan de brandstof bij de motor komen.

    Kleine hoeveelheden van de verkeerde brandstof kunnen al leiden tot schade aan het brandstofsysteem en de motor. De reparatiekosten zijn hoog.

Contact opnemen met een gekwalificeerde werkplaats.
De brandstoftank en de brandstofleidingen volledig laten legen.
AANWIJZING Geen benzine tanken bij auto's met dieselmotor.
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof wordt getankt:
  • Het contact niet inschakelen. Anders kan de brandstof in het brandstofsysteem geraken.

    Kleine hoeveelheden van de verkeerde brandstof kunnen al leiden tot schade aan het brandstofsysteem en de motor. De reparatiekosten zijn hoog.

Contact opnemen met een gekwalificeerde werkplaats.
De brandstoftank en de brandstofleidingen volledig laten legen.
AANWIJZING Beschadiging aan het brandstofsysteem door overvulde brandstoftank.
De brandstoftank slechts zo ver vullen tot het vulpistool afslaat.

Wanneer te veel brandstof is bijgevuld, bijvoorbeeld vanwege een defecte tankzuil:

Het contact niet inschakelen.
Contact opnemen met een gekwalificeerde werkplaats.
AANWIJZING Eruit spuitende brandstof bij het verwijderen van het vulpistool.
De brandstoftank slechts zo ver vullen tot het vulpistool afslaat.
Voorwaarden
  • De auto is ontgrendeld.

Tijdens het tanken niet weer in de auto stappen. Anders kunt u zich weer elektrostatisch opladen.

De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfsstoffen in acht nemen meer.

Tankdopklep
Houder voor tankdop
Brandstofsoort
Bandenspanningstabel
QR-code voor reddingskaart
Op de achterzijde van de tankdopklep drukken.
De tankdop linksom draaien en verwijderen.
De tankdop in de houder plaatsen.
De vulpijp van het vulpistool volledig in de tankvulbuis schuiven, laten rusten en tanken.
De brandstoftank slechts zo ver vullen tot het vulpistool afslaat.

Auto's met dieselmotor: De opening van de tankvulbuis is alleen geschikt voor de tankpistolen van een dieselpomp.

Auto's met dieselmotor: Bij een volledig leeggereden brandstoftank ten minste 5 l diesel bijtanken.

Auto's met dieselmotor: Bij het bijtanken met behulp van een jerrycan voor dieselauto's een vulpijp met een grote diameter gebruiken. Anders kan de vulpijp niet in de tankvulbuis worden geschoven.

De tankdop op de tankvulbuis aanbrengen en rechtsom draaien, tot deze hoorbaar vergrendelt.
De tankdopklep sluiten.
Waarden in het menu Reis van de boordcomputer terugzetten
Boordcomputer:
Reis
De waarden van de volgende functies kunnen worden teruggezet:
  • Dagteller

  • Tripcomputer Na vertrek en Na reset

  • ECO-aanduiding meer

De functie die moet worden teruggezet, selecteren:
Maak links op de touch-control een veegbeweging naar boven of beneden.
Links op de touch-control drukken.
Ja selecteren.
Links op de touch-control drukken.

Wanneer langer links op de touch-control wordt gedrukt, worden de waardes van de functie direct teruggezet.

AdBlue® bijvullen
AANWIJZING Motorschade door AdBlue® in de brandstof
AdBlue® mag niet in de brandstoftank worden gevuld.
AdBlue® alleen in de AdBlue®-tank vullen.
Vermijden dat de AdBlue®-tank te ver wordt gevuld.
AANWIJZING Verontreiniging van het interieur door vrijkomende AdBlue®
De AdBlue® navulverpakking na het vullen goed afsluiten.
AdBlue® navulverpakkingen niet langdurig in de auto vervoeren.
Voorwaarden
  • De auto is ontgrendeld.

De volgende na elkaar optredende meldingen op het multifunctioneel display verzoeken u om de AdBlue® tank bij te vullen:
  • AdBlue bijvullen zie handleiding. De AdBlue® voorraad is tot de reservehoeveelheid verbruikt.

  • AdBlue bijvullen Gn. start na XXX km . U kunt met de auto alleen nog de weergegeven afstand afleggen. Zo snel mogelijk AdBlue® bijvullen.

  • AdBlue bijvullen Vermogen ger.: XXX km/h  Geen start na XXX km  U kunt met de auto alleen nog de weergegeven snelheid rijden en de weergegeven afstand afleggen. Zo snel mogelijk AdBlue® bijvullen.

  • AdBlue bijvullen Starten niet mogelijk. De auto kan niet meer worden gestart.

De AdBlue®-actieradius en het peil kan in het multifunctioneel display worden weergegeven meer.

De weergegeven AdBlue®-actieradius is sterk afhankelijk van de rijstijl en de bedrijfsomstandigheden. Daarom kan de werkelijke actieradius van de berekende actieradius afwijken.

AdBlue® tankdop openen
Op de achterzijde van de tankdopklep drukken.
De AdBlue®-tankdop linksom draaien en verwijderen.

De AdBlue® tankdop kan ook in de tankdophouder in het scharnier van de tankdopklep worden geplaatst.

AdBlue® bijvulcontainer voorbereiden
De dop van de AdBlue® jerrycan losdraaien.
De eenwegslang met de hand op de opening van de AdBlue® bijvulcontainer vastdraaien.
AdBlue® bijvullen
De eenwegslang met de hand op de vulpijp van de auto vastdraaien.
De AdBlue® bijvulcontainer omhoogbrengen en kantelen.

Als de AdBlue®-tank volledig gevuld is, stopt het vullen.

De AdBlue® bijvulcontainer kan gedeeltelijk geleegd worden verwijderd.

De eenwegslang en de AdBlue® bijvulcontainer in omgekeerde volgorde losdraaien en afsluiten.
De AdBlue® tankdop aanbrengen en rechtsom draaien.
De tankdopklep sluiten.
De ontsteking gedurende ten minste 60 seconden inschakelen.

Als de auto door een lege AdBlue®-tank niet meer kon worden gestart, duurt het maximaal 60 seconden voordat het bijvullen wordt herkend.

De auto starten.

Een AdBlue® navulverpakking niet continu in de auto meenemen.

Ruitensproeierinstallatie bijvullen
WAARSCHUWING Gevaar voor brandwonden door hete onderdelen in de motorruimte

Bepaalde onderdelen in de motorruimte kunnen zeer heet zijn, bijvoorbeeld de motor, de radiateur en onderdelen van het uitlaatsysteem.

De motor laten afkoelen en alleen de hierna beschreven onderdelen aanraken.
WAARSCHUWING Gevaar voor brandwonden bij het openen van de motorkap

Wanneer bij een oververhitte motor of bij brand in de motorruimte de motorkap wordt geopend, kunt u in contact komen met hete gassen of andere ontsnappende bedrijfsstoffen.

De oververhitte motor laten afkoelen alvorens de motorkap te openen.
Bij brand in de motorruimte de motorkap gesloten houden en contact opnemen met de brandweer.
WAARSCHUWING Gevaar voor brand‑ en letsel door ruitensproeiervloeistofconcentraat

Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht ontvlambaar. Wanneer het op hete onderdelen in de motorruimte of onderdelen van het uitlaatsysteem terechtkomt, kan het ontsteken.

Ervoor zorgen dat er geen ruitensproeiervloeistofconcentraat naast de vulopening terecht komt.
De afsluitdop aan de lip lostrekken.
Ruitensproeiervloeistof bijvullen.
Ruitenwisserbladen voorruit vervangen
WAARSCHUWING Inklemgevaar door ingeschakelde ruitenwissers bij het vervangen van de ruitenwisserbladen

Wanneer de ruitenwissers in beweging komen bij het vervangen van de ruitenwisserbladen, kunt u door de ruitenwisserarm bekneld raken

Alvorens de ruitenwisserbladen te vervangen, altijd de ruitenwissers en het contact uitschakelen.
Ruitenwisserarmen in de vervangingsstand zetten
Het contact in- en direct weer uitschakelen.
Binnen circa 15 seconden de toets op de combischakelaar gedurende circa drie seconden indrukken meer.

De ruitenwisserarmen gaan naar de vervangingsstand.

Ruitenwisserbladen voorruit vervangen
De informatie over de onderhoudsindicatie in acht nemen.
Onderhoudsindicatie
De beschermfolie van de onderhoudsindicatie bij de punt van het blad van het nieuwe ruitenwisserblad lostrekken.

Als de kleur van de onderhoudsindicatie verandert van zwart naar geel, moeten de ruitenwisserbladen worden vervangen.

De tijd tot het veranderen van de kleur is afhankelijk van de gebruiksvoorwaarden.

Motoroliepeil met de boordcomputer controleren
Voorwaarden

Het bepalen van het motoroliepeil vindt plaats tijdens het rijden. Bij een normale rijstijl kan het bepalen van het motoroliepeil tot 30 minuten duren, bij een actieve rijstijl ook langer.

Om zo snel mogelijk een resultaat te krijgen:
  • De motor warm rijden.

  • De auto op een horizontale ondergrond parkeren.

  • De motor met stationair toerental laten draaien.

Boordcomputer:
Service
Motoroliepeil
Op het multifunctioneel display verschijnt een van de volgende meldingen:
  • Motoroliepeil Oliepeil wordt gemeten: Nog geen meting van het oliepeil mogelijk.

Na maximaal 30 minuten rijden opnieuw proberen.
  • Motoroliepeil in orde en de balk voor de weergave van het oliepeil op het multifunctioneel display is groen en ligt tussen "min" en "max": Het oliepeil is in orde.

  • Motoroliepeil 1,0  bijvullen en de balk voor de weergave van het oliepeil op het multifunctioneel display is oranje en ligt onder "min":

1 l motorolie bijvullen.
  • Motoroliepeil verlagen en de balk voor de weergave van het oliepeil op het multifunctioneel display is oranje en ligt boven "max":

Te veel bijgevulde motorolie aftappen. Naar een gekwalificeerde werkplaats gaan.
  • Voor motoroliepeil contact aan:

Het contact inschakelen, om het motoroliepeil te controleren.
  • Motoroliepeil Systeem functioneert niet: Sensor defect of niet aangesloten.

Naar een gekwalificeerde werkplaats gaan.
  • Motoroliepeil Nu niet beschikbaar:

De motorkap sluiten.
Aanwijzingen met betrekking tot het auto wassen in een wasstraat
WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door verminderde remwerking na het auto wassen

Nadat de auto is gewassen, hebben de remmen een verminderde remwerking.

Nadat de auto is gewassen, rekening houdend met de verkeerssituatie, voorzichtig afremmen tot de volledige remwerking weer aanwezig is.
AANWIJZING Beschadigingen als gevolg van ongeschikte wasstraat
Voor het inrijden van een wasstraat controleren of de wasstraat geschikt is voor de afmetingen van de auto.
Erop letten dat er voldoende bodemvrijheid tussen de bodemplaat en de geleiderails van de wasstraat aanwezig is.
Erop letten dat de doorgangsbreedte van de wasstraat, met name de breedte van de geleiderails, voldoende is.
Om schade aan de auto te vermijden, het volgende in acht nemen bij gebruik van een wasstraat:
  • De actieve afstandsassistent DISTRONIC en de HOLD-functie zijn uitgeschakeld.

  • De 360°-camera of de achteruitrijcamera is uitgeschakeld.

  • De zijruiten en het schuifdak zijn volledig gesloten.

  • De aanjager van de ventilatie en de verwarming is uitgeschakeld.

  • De schakelaar van de ruitenwissers staat in de stand .

  • Bij wasstraten met sleepinstallatie: De neutraalstand is ingeschakeld.

  • De sleutel is ten minste 3 m van de auto verwijderd, anders kan het kofferdeksel onbedoeld opengaan.

Wanneer u de auto tijdens het wassen wilt verlaten, erop letten dat de sleutel zich in de auto bevindt. Anders wordt de rijstand automatisch ingeschakeld.

Door na het auto wassen de wax van de voorruit en de ruitenwisserrubbers te verwijderen, wordt streepvorming voorkomen en worden wisgeluiden gereduceerd.