Um die Webseite optimal gestalten und Ihnen an Ihre Interessen angepasste, nutzungsbasierte Informationen zukommen lassen zu können, verwendet Daimler Cookies. Mit der Nutzung der Webseite stimmen Sie der Verwendung von Cookies zu. > Weitere Informationen erhalten Sie in den Cookie-Hinweisen.

Aannemen
  • Mercedes-AMG GT R
  • Coupé
  • 01/2020
app store google play
X

Printen
Automatisch zoeken naar tankstation starten
Voorwaarden
  • Het automatisch zoeken naar tankstations is ingeschakeld meer.

Rijsituatie

De routebegeleiding is in werking. Het niveau in de brandstoftank heeft de brandstofreserve bereikt.

De melding Brandstofreserve. Wilt u starten met het zoeken naar een benzinestation? wordt weergegeven.

Ja selecteren.

Het automatisch zoeken naar een tankstation start. De beschikbare tankstations worden langs de route en in de omgeving van de actuele positie van de auto weergegeven.

Het tankstation selecteren.

Het adres van het tankstation wordt weergegeven.

Als geen routebegeleiding actief is, Routebegeleiding starten selecteren.

Het geselecteerde tankstation wordt ingesteld als bestemming. De routebegeleiding begint.

of
Als een routebegeleiding actief is, Nieuwe routebegeleiding starten of Als volgende tussenbestemming instellen selecteren.

Nieuwe routebegeleiding starten: Het geselecteerde tankstation wordt ingesteld als nieuwe bestemming. De vorige bestemmingen en tussenbestemmingen worden gewist. De routebegeleiding begint naar het tankstation.

Als volgende tussenbestemming instellen: Het geselecteerde tankstation wordt ingesteld als volgende tussenbestemming. De routebegeleiding begint.

Als er reeds vier tussenbestemmingen zijn:
Op de vraag Ja selecteren.

Het geselecteerde tankstation wordt in het tussenbestemmingenmenu op positie 1 opgeslagen. Tussenbestemming 4 wordt gewist. De routebegeleiding begint.

Tanken
WAARSCHUWING Brand‑ en explosiegevaar door brandstof

Brandstoffen zijn licht ontvlambaar.

Beslist vuur, open licht, roken en vonkvorming vermijden.
Voor en tijdens het tanken de ontsteking en, indien aanwezig, de standverwarming uitschakelen.
WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door brandstoffen

Brandstoffen zijn giftig en schadelijk voor de gezondheid.

Beslist voorkomen dat brandstof met de huid, de ogen of de kleding in aanraking komt, of dat het wordt ingeslikt.
Brandstofdampen niet inademen.
Kinderen op afstand van brandstoffen houden.
Tijdens het tanken portieren en ruiten gesloten houden.

Als u of anderen met brandstof in aanraking zijn geweest, de volgende punten in acht nemen:

Brandstof op de huid direct met water en zeep afspoelen.
Wanneer brandstof in de ogen terecht gekomen is, de ogen direct grondig met schoon water uitspoelen. Zo snel mogelijk naar een arts gaan.
Wanneer brandstof is ingeslikt, zo snel mogelijk naar een arts gaan. Geen braken opwekken.
Met brandstof vervuilde kleren direct wisselen.
WAARSCHUWING Brand‑ en explosiegevaar door elektrostatische oplading

Elektrostatische oplading kan ervoor zorgen dat brandstofdampen ontsteken.

Voordat u de tankdop opent of het vulpistool vastpakt, de metalen carrosserie van de auto aanraken.
Om te voorkomen dat opnieuw een elektrostatische oplading optreedt, tijdens het tanken niet weer in de auto stappen.
AANWIJZING Beschadiging door verkeerde brandstof

Auto's met benzinemotor:

Kleine hoeveelheden van de verkeerde brandstof kunnen al leiden tot schade aan het brandstofsysteem, de motor en het uitlaatgasreinigingssysteem.

Alleen loodvrije, zwavelvrije brandstof tanken die voldoet aan de Europese norm EN 228 of daaraan gelijkwaardig is.

Brandstof met deze specificatie kan maximaal 10% ethanol bevatten. Uw auto is geschikt voor E10‑.

In geen geval een van de volgende brandstoffen tanken:
  • Dieselbrandstof

  • Normale benzine met een lager octaangetal dan 91 RON

  • Benzine met meer dan 10 vol.% ethanol, bijvoorbeeld E15, E20, E85, E100

  • Benzine met meer dan 3 vol.% methanol, bijvoorbeeld M15, M30

  • Benzine met metaalhoudende additieven

Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof wordt getankt:

Het contact niet inschakelen.
Contact opnemen met een gekwalificeerde werkplaats.
AANWIJZING Geen diesel tanken bij auto's met benzinemotor
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof wordt getankt:
  • Het contact niet inschakelen. Anders kan de brandstof bij de motor komen.

    Kleine hoeveelheden van de verkeerde brandstof kunnen al leiden tot schade aan het brandstofsysteem en de motor. De reparatiekosten zijn hoog.

Contact opnemen met een gekwalificeerde werkplaats.
De brandstoftank en de brandstofleidingen volledig laten legen.
AANWIJZING Beschadiging aan het brandstofsysteem door overvulde brandstoftank
De brandstoftank slechts zo ver vullen tot het vulpistool afslaat.
AANWIJZING Eruit spuitende brandstof bij het verwijderen van het vulpistool
De brandstoftank slechts zo ver vullen tot het vulpistool afslaat.
Voorwaarden
  • De auto is ontgrendeld.

Tijdens het tanken niet weer in de auto stappen. Anders kunt u zich weer elektrostatisch opladen.

De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfsstoffen en de brandstof in acht nemen.

Het geadviseerde octaangetal voor uw auto is te vinden op het informatieplaatje in de tankdopklep.

Tankdopklep
Houder voor tankdop
Bandenspanningstabel
QR-code voor reddingskaart
Brandstofsoort
Op de achterzijde van de tankdopklep drukken.
De tankdop linksom draaien en verwijderen.
De tankdop van bovenaf in de houder aanbrengen.
De vulpijp van het vulpistool volledig in de tankvulbuis schuiven, laten rusten en tanken.
De brandstoftank slechts zo ver vullen tot het vulpistool afslaat.
De tankdop op de tankvulbuis aanbrengen en rechtsom draaien, tot deze hoorbaar vergrendelt.
De tankdopklep sluiten.

De tankdopklep sluiten voordat u de auto vergrendelt.

Waarden in het menu Reis van de boordcomputer terugzetten
Boordcomputer:
Reis

De schrijfwijze van de weergegeven hoofdmenu's kan afwijken. Daarom het menu-overzicht voor het instrumentendisplay raadplegen meer.

De waarden van de volgende functies kunnen worden teruggezet:
  • Dagteller

  • Tripcomputer Na vertrek en Na reset

De functie die moet worden teruggezet, selecteren:
Op de Touch-Control links een veegbeweging naar boven of beneden maken.
Op de Touch-Control links drukken.
Ja selecteren.
Op de Touch-Control links drukken.

Wanneer langer op de Touch-Control links wordt gedrukt, worden de waardes van de functie direct teruggezet.

Ruitensproeierinstallatie bijvullen
WAARSCHUWING Gevaar voor brandwonden door hete onderdelen in de motorruimte

Bepaalde onderdelen in de motorruimte kunnen zeer heet zijn, bijvoorbeeld de motor, de radiateur en onderdelen van het uitlaatsysteem.

De motor laten afkoelen en alleen de hierna beschreven onderdelen aanraken.
WAARSCHUWING Gevaar voor brandwonden bij het openen van de motorkap

Wanneer bij een oververhitte motor of bij brand in de motorruimte de motorkap wordt geopend, kunt u in contact komen met hete gassen of andere ontsnappende bedrijfsstoffen.

De oververhitte motor laten afkoelen alvorens de motorkap te openen.
Bij brand in de motorruimte de motorkap gesloten houden en contact opnemen met de brandweer.
WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door bewegende delen

Componenten in de motorruimte kunnen ook bij uitgeschakeld contact blijven werken of plotseling in werking treden.

Voordat werkzaamheden in de motorruimte worden uitgevoerd het volgende in acht nemen:

Het contact uitschakelen.
Nooit in de gevarenzone van bewegende onderdelen, bijvoorbeeld het draaibereik van de ventilator, reiken.
Sieraden en horloges afdoen.
Kledingstukken en haren uit de buurt van bewegende delen houden.
WAARSCHUWING Gevaar voor brand‑ en letsel door ruitensproeiervloeistofconcentraat

Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht ontvlambaar. Wanneer het op hete onderdelen in de motorruimte of onderdelen van het uitlaatsysteem terechtkomt, kan het ontsteken.

Ervoor zorgen dat er geen ruitensproeiervloeistofconcentraat naast de vulopening terecht komt.
De afsluitdop aan de lip lostrekken.
Ruitensproeiervloeistof bijvullen.
Ruitenwisserbladen voorruit vervangen
WAARSCHUWING Inklemgevaar door ingeschakelde ruitenwissers bij het vervangen van de ruitenwisserbladen

Wanneer de ruitenwissers in beweging komen bij het vervangen van de ruitenwisserbladen, kunt u door de ruitenwisserarm bekneld raken

Alvorens de ruitenwisserbladen te vervangen, altijd de ruitenwissers en het contact uitschakelen.
Ruitenwisserarmen in de vervangingsstand zetten
Het contact in- en direct weer uitschakelen.
Binnen circa 15 seconden de toets op de combischakelaar gedurende circa drie seconden indrukken meer.

De ruitenwisserarmen gaan naar de vervangingsstand.

Ruitenwisserbladen verwijderen
De ruitenwisserarmen van de voorruit wegklappen.
Het ruitenwisserblad dwars ten opzichte van de ruitenwisserarm draaien.
Het ruitenwisserblad in de richting van de pijl uit de houder op de ruitenwisserarm trekken.
Ruitenwisserbladen aanbrengen
Het nieuwe ruitenwisserblad tegen de richting van de pijl in de houder op de ruitenwisserarm aanbrengen.
Het ruitenwisserblad zodanig draaien dat dit evenwijdig aan de ruitenwisserarm komt te staan.
De ruitenwisserarm op de voorruit klappen.
Motoroliepeil met oliepeilstaaf controleren
WAARSCHUWING Gevaar voor brandwonden bij het openen van de motorkap

Wanneer bij een oververhitte motor of bij brand in de motorruimte de motorkap wordt geopend, kunt u in contact komen met hete gassen of andere ontsnappende bedrijfsstoffen.

De oververhitte motor laten afkoelen alvorens de motorkap te openen.
Bij brand in de motorruimte de motorkap gesloten houden en contact opnemen met de brandweer.
WAARSCHUWING Gevaar voor brandwonden door hete onderdelen in de motorruimte

Bepaalde onderdelen in de motorruimte kunnen zeer heet zijn, bijvoorbeeld de motor, de radiateur en onderdelen van het uitlaatsysteem.

De motor laten afkoelen en alleen de hierna beschreven onderdelen aanraken.
WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door bewegende delen

Componenten in de motorruimte kunnen ook bij uitgeschakeld contact blijven werken of plotseling in werking treden.

Voordat werkzaamheden in de motorruimte worden uitgevoerd het volgende in acht nemen:

Het contact uitschakelen.
Nooit in de gevarenzone van bewegende onderdelen, bijvoorbeeld het draaibereik van de ventilator, reiken.
Sieraden en horloges afdoen.
Kledingstukken en haren uit de buurt van bewegende delen houden.
Voorwaarden
  • De motor is warmgedraaid.

  • De koelvloeistoftemperatuur bedraagt 80 °C.

  • De auto staat op een horizontale ondergrond.

  • De motor heeft met stationair toerental 30 seconden in het rijprogramma gedraaid.

Het motoroliepeil binnen twee minuten na het afzetten van de motor controleren.

De motor afzetten.
De oliepeilstaaf eruit trekken en afvegen.
De oliepeilstaaf langzaam tot de aanslag in de geleidepijp schuiven en na drie seconden eruit trekken.
De volgende meetresultaten zijn mogelijk:
  • Oliepeil in orde: Het oliepeil ligt tussen en .

  • Oliepeil te laag: Het oliepeil ligt bij of daaronder.

  • Oliepeil te hoog: Het oliepeil ligt boven .

Wanneer het oliepeil te laag is, 1 l motorolie bijvullen.
Als het oliepeil te hoog is, teveel bijgevulde motorolie aftappen. Naar een gekwalificeerde werkplaats gaan.
Aanwijzingen met betrekking tot het auto wassen in een wasstraat
WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door verminderde remwerking na het auto wassen

Nadat de auto is gewassen, hebben de remmen een verminderde remwerking.

Nadat de auto is gewassen, rekening houdend met de verkeerssituatie, voorzichtig afremmen tot de volledige remwerking weer aanwezig is.
AANWIJZING Beschadiging door zelfstandig remmen
Wanneer een van de volgende functies ingeschakeld is, remt de auto in bepaalde situaties automatisch:
  • Active Brake Assist System

  • Actieve afstandsassistent DISTRONIC

  • HOLD-functie

Om schade aan de auto te vermijden, deze systemen in de volgende of vergelijkbare situaties uitschakelen:

bij het slepen
in de wasstraat
AANWIJZING Beschadigingen als gevolg van ongeschikte wasstraat
Voor het inrijden van een wasstraat controleren of de wasstraat geschikt is voor de afmetingen van de auto.
Erop letten dat er voldoende bodemvrijheid tussen de bodemplaat en de geleiderails van de wasstraat aanwezig is.
Erop letten dat de doorgangsbreedte van de wasstraat, met name de breedte van de geleiderails, voldoende is.
Om schade aan de auto te vermijden, het volgende in acht nemen bij gebruik van een wasstraat:
  • De actieve afstandsassistent DISTRONIC is uitgeschakeld.

  • De HOLD-functie is uitgeschakeld.

  • Het actieve aerodynamicaprofiel is volledig ingeschoven.

  • De zijruiten zijn volledig gesloten.

  • De aanjager van de ventilatie en de verwarming is uitgeschakeld.

  • De schakelaar van de ruitenwissers staat in de stand .

  • De sleutel is ten minste 3 m van de auto verwijderd, anders kan de achterklep onbedoeld opengaan.

  • Bij wasstraten met sleepinstallatie: De neutraalstand is ingeschakeld.

Bij wasstraten met sleepinstallatie: Wanneer u gedurende het wassen de auto wilt verlaten, erop letten dat de sleutel zich in de auto bevindt. Anders wordt de parkeerstand automatisch ingeschakeld.

Door na het auto wassen de wax van de voorruit en de ruitenwisserrubbers te verwijderen, wordt streepvorming voorkomen en worden wisgeluiden gereduceerd.