Um die Webseite optimal gestalten und Ihnen an Ihre Interessen angepasste, nutzungsbasierte Informationen zukommen lassen zu können, verwendet Daimler Cookies. Mit der Nutzung der Webseite stimmen Sie der Verwendung von Cookies zu. > Weitere Informationen erhalten Sie in den Cookie-Hinweisen.

Aannemen
  • S-Klasse
  • Limousine Lang
  • 12/2020
app store google play
X

Printen
Aanwijzingen met betrekking tot het regelmatig controleren van de velgen en banden
WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door beschadigde banden

Beschadigde banden kunnen bandenspanningsverlies veroorzaken.

Banden regelmatig op schade controleren en beschadigde banden direct vervangen.
WAARSCHUWING Gevaar voor aquaplaning door te lage profieldiepte

Bij een te lage profieldiepte laat de grip van de banden te wensen over.

Bij een natte rijbaan neemt het gevaar van aquaplaning toe, in het bijzonder bij een niet aangepaste snelheid.

De profieldiepte en de toestand van het loopvlak van de band over de gehele breedte bij alle banden regelmatig controleren.
Minimumprofieldiepte bij
  • Zomerbanden: 3 mm

  • M+S-banden: 4 mm

De banden om veiligheidsredenen laten vervangen voordat de wettelijk voorgeschreven minimumprofieldiepte bereikt is.
De volgende controles regelmatig, ten minste eenmaal per maand of indien nodig, bijvoorbeeld voor een langere rit of rijden in het terrein, bij alle wielen uitvoeren:
  • Controle van de bandenspanning meer

  • Visuele controle van de banden en velgen op beschadigingen

  • Controle van de ventieldopjes

  • Visuele controle van de profieldiepte en het loopvlak van de band over de gehele breedte.

    De minimumprofieldiepte bij zomerbanden bedraagt 3 mm en bij winterbanden 4 mm.

Snelheidsbegrenzing bij winterbanden instellen
Multimediasysteem:
Instellingen
Voertuig
Rijden
Winterbanden-limiet in- of uitschakelen.
Snelheid instellen
naast Winterbanden-limiet selecteren.
Een snelheid selecteren.
Aanwijzingen met betrekking tot sneeuwkettingen
WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door verkeerde montage van de sneeuwkettingen

Wanneer sneeuwkettingen op de voorwielen worden gemonteerd, kunnen de sneeuwkettingen tegen de carrosserie of onderdelen van het onderstel schuren.

Daardoor kan schade aan de auto of de banden ontstaan.

Nooit sneeuwkettingen op de voorwielen monteren.
Sneeuwkettingen op de achterwielen altijd paarsgewijs monteren.
AANWIJZING Beschadiging van onderdelen van de carrosserie of het onderstel door gemonteerde sneeuwkettingen

Wanneer bij auto's met 4MATIC sneeuwkettingen op de voorwielen worden gemonteerd, kunnen ze onderdelen van de carrosserie of het onderstel beschadigen.

Bij auto's met 4MATIC sneeuwkettingen alleen op de achterwielen monteren.
Bij het gebruik maken van sneeuwkettingen het volgende in acht nemen:
  • Sneeuwkettingen zijn slechts voor bepaalde velg-bandcombinatie toegestaan. Informatie hierover is verkrijgbaar bij een Mercedes-Benz-servicewerkplaats.

  • Om veiligheidsredenen alleen de voor Mercedes-Benz goedgekeurde sneeuwkettingen of sneeuwkettingen met dezelfde kwaliteitsstandaard gebruiken.

  • De toegestane maximumsnelheid met gemonteerde sneeuwkettingen is 50 km/h.

  • Auto's met actieve parkeerassistent: Met gemonteerde sneeuwkettingen niet de actieve parkeerassistent gebruiken.

  • Auto's met niveauregeling: Met gemonteerde sneeuwkettingen alleen met hogere voertuighoogte rijden meer.

  • Auto's met gestuurde achteras: Met gemonteerde sneeuwkettingen alleen met geactiveerde sneeuwkettingmodus rijden meer.

Het ESP® kan voor het wegrijden worden uitgeschakeld meer. Zo kunnen de wielen doordraaien en een hogere aandrijfkracht opwekken.

Aanwijzingen met betrekking tot ruitreinigingsmiddel

De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfsstoffen in acht nemen meer.

WAARSCHUWING Gevaar voor brand‑ en letsel door ruitensproeiervloeistofconcentraat

Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht ontvlambaar. Wanneer het op hete onderdelen in de motorruimte of onderdelen van het uitlaatsysteem terechtkomt, kan het ontsteken.

Ervoor zorgen dat er geen ruitensproeiervloeistofconcentraat naast de vulopening terecht komt.
AANWIJZING Beschadigingen aan de exterieurverlichting door ongeschikt ruitreinigingsmiddel

Ongeschikte ruitreinigingsmiddelen kunnen het kunststof oppervlak van de exterieurverlichting beschadigen.

Alleen ruitreinigingsmiddel gebruiken dat ook geschikt is voor kunststof oppervlakken, bijvoorbeeld MB SummerFit of MB WinterFit.
AANWIJZINGVerstopte sproeiers door menging van ruitensproeiervloeistoffen
MB SummerFit en MB WinterFit niet met andere ruitensproeiervloeistoffen mengen.

Geen gedestilleerd of gedemineraliseerd water gebruiken, anders kan de niveausensor een onjuist niveau detecteren.

Geadviseerd ruitreinigingsmiddel:
  • Boven het vriespunt: Bijvoorbeeld MB SummerFit

  • Onder het vriespunt: Bijvoorbeeld MB WinterFit

De correcte mengverhouding is te vinden in de gegevens op de verpakking.

Ruitensproeiervloeistof het gehele jaar met ruitreinigingsmiddel mengen.

Ruitensproeierinstallatie bijvullen
WAARSCHUWING Gevaar voor brandwonden bij het openen van de motorkap
Wanneer bij een oververhitte motor of bij brand in de motorruimte de motorkap wordt geopend, kunnen de volgende situaties optreden:
  • U kunt met hete gassen in contact komen.

  • U kunt met andere ontsnappende, hete bedrijfsstoffen in aanraking komen.

De oververhitte motor laten afkoelen alvorens de motorkap te openen.
Bij brand in de motorruimte de motorkap gesloten houden en contact opnemen met de brandweer.
WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door bewegende delen

Componenten in de motorruimte kunnen ook bij uitgeschakeld contact blijven werken of plotseling in werking treden.

Voordat werkzaamheden in de motorruimte worden uitgevoerd het volgende in acht nemen:

Het contact uitschakelen.
Nooit in de gevarenzone van bewegende onderdelen, bijvoorbeeld het draaibereik van de ventilator, reiken.
Sieraden en horloges afdoen.
Kledingstukken en haren uit de buurt van bewegende delen houden.
WAARSCHUWING Gevaar voor brandwonden door hete onderdelen in de motorruimte

Bepaalde onderdelen in de motorruimte kunnen zeer heet zijn, bijvoorbeeld de motor, de radiateur en onderdelen van het uitlaatsysteem.

De motor laten afkoelen en alleen de hierna beschreven onderdelen aanraken.
WAARSCHUWING Gevaar voor brand‑ en letsel door ruitensproeiervloeistofconcentraat

Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht ontvlambaar. Wanneer het op hete onderdelen in de motorruimte of onderdelen van het uitlaatsysteem terechtkomt, kan het ontsteken.

Ervoor zorgen dat er geen ruitensproeiervloeistofconcentraat naast de vulopening terecht komt.
De afsluitdop aan de lip lostrekken.
Ruitensproeiervloeistof bijvullen.
Ruitenwisserbladen voorruit vervangen
WAARSCHUWING Inklemgevaar door ingeschakelde ruitenwissers bij het vervangen van de ruitenwisserbladen

Wanneer de ruitenwissers in beweging komen bij het vervangen van de ruitenwisserbladen, kunt u door de ruitenwisserarm bekneld raken

Alvorens de ruitenwisserbladen te vervangen, altijd de ruitenwissers en het contact uitschakelen.
Ruitenwisserarmen in de vervangingsstand zetten
Het contact in- en direct weer uitschakelen.
Binnen circa 15 seconden de toets op de combischakelaar gedurende circa drie seconden indrukken meer.

De ruitenwisserarmen gaan naar de vervangingsstand.

Ruitenwisserbladen verwijderen
De ruitenwisserarmen van de voorruit wegklappen.
De ruitenwisserarm met één hand vasthouden. Met de andere hand het ruitenwisserblad in de richting van de pijl tot de aanslag van de ruitenwisserarm wegdraaien.
De schuif in de richting van de pijl schuiven, tot deze in de demontagepositie vergrendelt.
Het ruitenwisserblad in de richting van de pijl van de ruitenwisserarm verwijderen.
Ruitenwisserbladen aanbrengen
Het nieuwe ruitenwisserblad in de richting van de pijl op de ruitenwisserarm aanbrengen.
De schuif in de richting van de pijl schuiven, tot deze in de vergrendelingspositie vergrendelt.
De bevestiging van het ruitenwisserblad controleren.
De ruitenwisserarmen weer naar de voorruit klappen.
Het contact inschakelen.
Op de combischakelaar de toets indrukken.

De ruitenwisserarmen gaan terug naar de uitgangspositie.

Het contact uitschakelen.
Onderhoudsindicatie
De beschermfolie van de onderhoudsindicatie bij de punt van het blad van het nieuwe ruitenwisserblad lostrekken.

Als de kleur van de onderhoudsindicatie verandert van zwart naar geel, moeten de ruitenwisserbladen worden vervangen.

De tijd tot het veranderen van de kleur is afhankelijk van de gebruiksvoorwaarden.

Standverwarming/-ventilatie via bedieningseenheid in- of uitschakelen
GEVAAR Levensgevaar door giftige uitlaatgassen

Wanneer de uitlaateindpijp geblokkeerd is of geen voldoende ventilatie mogelijk is, kunnen giftige uitlaatgassen, in het bijzonder koolmonoxide, in de auto binnendringen. Dat is bijvoorbeeld in gesloten ruimtes het geval, of als de auto in de sneeuw vastzit.

In gesloten ruimtes zonder afzuiginstallatie de standverwarming uitschakelen, bijvoorbeeld in de garage.
Als de motor of de standverwarming werken, de uitlaateindpijp en de omgeving van de auto sneeuwvrij houden.
Aan de luwzijde van de auto een zijruit openen, om voldoende buitenlucht in het interieur te laten komen.
WAARSCHUWING Brandgevaar door hete onderdelen van de standverwarming en uitlaatgassen

Brandbaar materiaal, bijvoorbeeld bladeren, gras of takken, kunnen ontsteken.

Als de standverwarming is ingeschakeld ervoor zorgen dat:
hete onderdelen van de auto niet in contact komen met brandbaar materiaal.
de uitlaatgassen ongehinderd via de uitlaateindpijp van de standverwarming naar buiten kunnen treden.
de uitlaatgassen niet met brandbaar materiaal in aanraking komen.
AANWIJZING Accu-ontlading door gebruik van de standverwarming-ventilatie

Het gebruik van de standverwarming-ventilatie belast de accu.

Uiterlijk na tweemaal verwarmen of ventileren van de auto een langere afstand rijden.
Voorwaarden
  • De buitentemperatuur is lager dan 15 °C.

  • De brandstoftank is voldoende gevuld.

Wanneer het peil van de brandstoftank te laag is, kan de werking van de standverwarming beperkt worden.

De temperatuur met de pijlen  op de klimaatregel van het centraal display instellen.
De toets  indrukken.

Het rode of het blauwe controlelampje in de toets  gaat branden of dooft.

De kleuren van het controlelampje hebben de volgende betekenis:
  • Blauw: De standventilatie is ingeschakeld.

  • Rood: De standverwarming is ingeschakeld.

  • Geel: De vertrektijd is voorgeselecteerd.

De standverwarming/-ventilatie wordt na 50 minuten uitgeschakeld.

Bediening via app: De standverwarming/-ventilatie kan ook via de app van Mercedes me connect worden bediend. Meer informatie vindt u in de afzonderlijke handleiding onder Mercedes me connect interactieve handleiding.