Um die Webseite optimal gestalten und Ihnen an Ihre Interessen angepasste, nutzungsbasierte Informationen zukommen lassen zu können, verwendet Daimler Cookies. Mit der Nutzung der Webseite stimmen Sie der Verwendung von Cookies zu. > Weitere Informationen erhalten Sie in den Cookie-Hinweisen.

Aannemen
  • E-Klasse
  • Coupé
  • 2017
app store google play
X

Printen
Noodknipperlichten in- of uitschakelen
De toets   indrukken.
De noodknipperlichten worden automatisch ingeschakeld:
  • bij geactiveerde airbag.

  • bij krachtig afremmen van 70 km/h tot stilstand van de auto.

De noodknipperlichten worden na een noodstop automatisch uitgeschakeld, wanneer de auto weer een snelheid van meer dan 10 km/h bereikt.

Brandblusser verwijderen
Auto met linkse besturing: De lip omhoogtrekken.
De brandblusser verwijderen.
Veiligheidsvest verwijderen

De veiligheidsvesten bevinden zich in de veiligheidsvestvakken in de portieropbergvakken van het bestuurders- en passagiersportier.

Verwijderen:
Het veiligheidsvestvak aan de lus eruit trekken.
Het veiligheidvestvak openen en het veiligheidsvest eruit nemen.
Maximum aantal wasbeurten
Maximale wastemperatuur
Niet bleken
Niet strijken
Geen wasdroger gebruiken
Niet chemisch reinigen
Dit vest voldoet aan klasse 2

Aan de in de wettelijke norm vastgelegde eisen kan alleen worden voldaan als het veiligheidsvest de juiste maat heeft en volledig gesloten is.

Veiligheidsvest vervangen:
  • Bij beschadigingen of als op de reflecterende strips niet te verwijderen vervuiling aanwezig is.

  • Bij overschrijding van het maximale aantal keren wassen.

  • Bij vermindering van de fluorescerende werking.

Gevarendriehoek verwijderen
De gevarendriehoekhouder aan beide zijden in de richting van de pijl drukken en openen.
Gevarendriehoek verwijderen.
EHBO-set

De EHBO-set bevindt zich links in de bagageruimte in het opbergnet.

QR-codes voor reddingskaart

In de tankdopklep en aan de tegenovergestelde zijde op de B-stijl zijn QR-codes bevestigd. Bij een ongeval kunnen reddingsdiensten met behulp van de QR-codes snel de overeenkomstige reddingskaart voor de auto bepalen. De actuele reddingskaart bevat in compacte vorm de belangrijkste informatie over de auto, bijvoorbeeld de ligging van de elektrische bedrading.

Meer informatie vindt u onder Homepage Mercedes-Benz - Reddingskaart.

Starthulp en 12‑V‑-accu opladen
Auto's met lithium-ion-accu
Voor het opladen van de accu en de starthulp altijd het hulpstartpunt in de motorruimte gebruiken.
AANWIJZING Beschadiging van de accu door te hoge spanning

Bij het opladen met een oplader zonder begrenzing van de laadspanning kan de accu of de elektronische installatie van de auto worden beschadigd.

Alleen opladers met een maximale laadspanning van 14,4 V gebruiken.
Alle andere auto's
Voor het opladen van de accu en de starthulp altijd het hulpstartpunt in de motorruimte gebruiken.
AANWIJZINGBeschadiging van de accu door te hoge spanning

Bij het opladen met een laadapparaat zonder begrenzing van de laadspanning kan de accu of de elektronische installatie van de auto worden beschadigd.

Alleen laadapparaten met een maximale laadspanning van 14,8 V gebruiken.
WAARSCHUWING Explosiegevaar door ontstekend waterstofgas

Een accu genereert bij het opladen waterstofgas. Als een kortsluiting wordt veroorzaakt of als vonkvorming optreedt, kan het waterstofgas ontsteken.

Erop letten dat de plusklem van een aangesloten accu niet met onderdelen van de auto in contact komt.
Nooit metalen voorwerpen of gereedschap op een accu leggen.
Bij het aansluiten‑ en loskoppelen van de accu beslist de beschreven volgorde van de accupoolklemmen in acht nemen.
Bij de starthulp altijd erop letten dat alleen accupolen met dezelfde polariteit met elkaar worden verbonden.
Bij de starthulp beslist de beschreven volgorde bij het aansluiten‑ en losmaken van de startkabel in acht nemen.
Als de motor draait de accupoolklemmen niet aansluiten‑ of losmaken.
WAARSCHUWING Explosiegevaar bij het opladen en bij starthulp

Bij het opladen en bij starthulp kan een explosief gasmengsel uit de accu ontsnappen.

Beslist vuur, open licht, vonkvorming en roken vermijden.
Bij het opladen en bij starthulp voor voldoende ventilatie zorgen.
Niet over een accu buigen.

Als bij een lage temperatuur de controle-/waarschuwingslampjes in het combi-instrument niet gaan branden, is de ontladen accu met grote waarschijnlijkheid bevroren.

WAARSCHUWING Explosiegevaar bij een bevroren accu

Een ontladen accu kan al bij temperaturen rond het vriespunt bevriezen.

Als dan starthulp wordt gegeven of de accu wordt opgeladen, kan accugas ontsnappen.

Een bevroren accu vóór het opladen of voor het geven van starthulp altijd laten ontdooien.

De levensduur van een weer ontdooide accu kan drastisch ingekort zijn.

Het wordt geadviseerd een ontdooide accu bij een gekwalificeerde werkplaats te laten controleren.

Alle auto's
AANWIJZINGBeschadiging door veelvuldige en langdurige startpogingen

Door veelvuldige en langdurige startpogingen kan door onverbrande brandstof de katalysator worden beschadigd.

Veelvuldige en langdurige startpogingen voorkomen.
De volgende punten in acht nemen bij starthulp en bij het opladen van de accu:
  • Alleen onbeschadigde start-/laadkabels met voldoende grote doorsnede en geïsoleerde poolklemmen gebruiken.

  • Niet-geïsoleerde onderdelen van de poolklemmen mogen niet met andere metalen onderdelen in aanraking komen zolang de start-/laadkabels met het hulpstartpunt zijn verbonden.

  • De start-/laadkabels mogen geen onderdelen aanraken die als de motor draait kunnen bewegen.

  • Er altijd op letten, dat noch u noch de accu elektrostatisch opgeladen zijn.

  • Beslist vuur en open licht vermijden.

  • Niet over een accu buigen.

  • Bij het opladen: Alleen door Mercedes-Benz geteste en goedgekeurde opladers gebruiken en de handleiding van de oplader doorlezen voordat de accu wordt opgeladen.

Bij de starthulp bovendien de volgende punten in acht nemen:
  • Alleen accu's met een nominale spanning van 12‑V‑ als starthulp gebruiken.

  • De auto's mogen elkaar niet raken.

  • Benzinemotor: De motor mag alleen met startkabels worden gestart als de motor koud en het uitlaatsysteem afgekoeld is.

De auto met de elektrische parkeerrem beveiligen.
Automatische transmissie: De transmissie in de stand zetten.
Handgeschakelde versnellingsbak: De neutraalstand inschakelen.
Het contact en alle elektrische verbruikers moeten uitgeschakeld zijn; dit controleren.
De motorkap openen.
De afdekking van de plusaansluiting op het hulpstartpunt in de richting van de pijl schuiven.
De plusaansluiting aan de eigen auto en de pluspool van de externe accu met de start-/laadkabel verbinden. Daarbij beginnen met de plusaansluiting van de eigen auto.
Bij starthulp:
De motor van de hulpbiedende auto met stationair toerental laten draaien.
De minpool van de externe accu en het massapunt aan de eigen auto met de start-/laadkabel verbinden. Daarbij met de externe accu beginnen.
Bij starthulp:
De motor van de eigen auto starten.
Bij opladen:
Het opladen starten.
Bij starthulp:
De motoren enkele minuten laten draaien.
Bij starthulp:
Voordat de startkabel wordt losgemaakt een elektrische verbruiker van de eigen auto, b ijvoorbeeld de achterruitverwarming of de verlichting, inschakelen.

Als de starthulp of het opladen beëindigd is:

De startkabel/laadkabel eerst van het massapunt en de minpool van de externe accu losmaken, vervolgens van de plusaansluiting en de pluspool van de externe accu. Hierbij telkens beginnen bij de contacten van de eigen auto.
Na het verwijderen van de start-/laadkabels, de afdekking van de plusaansluiting sluiten.

Meer informatie daarover is verkrijgbaar bij een gekwalificeerde werkplaats.

Aanwijzingen met betrekking tot elektrische zekeringen
WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen en letsel door overbelaste bedrading

Wanneer een defecte zekering wordt gemanipuleerd, overbrugd of door een zekering met een hoger amperage wordt vervangen, kan de elektrische bedrading overbelast worden.

Hierdoor kan brand ontstaan.

Defecte zekeringen altijd door gespecificeerde nieuwe zekeringen met het correcte amperage vervangen.
AANWIJZINGBeschadiging door verkeerde zekeringen

Door verkeerde zekeringen kunnen elektrische componenten of systemen worden beschadigd.

Alleen door Mercedes-Benz vrijgegeven zekeringen met het aangegeven amperage gebruiken.

Doorgebrande zekeringen moeten worden vervangen door gelijkwaardige zekeringen, herkenbaar aan de kleur en de ampèrewaarde. Voor de zekeringen in de motorruimte en in de bagageruimte uitsluitend zekeringen met de toevoeging "S" gebruiken. De ampèrewaarden zijn te vinden in het zekeringaansluitschema.

Zekeringaansluitschema: Op de zekeringenkast in de bagageruimte meer.

AANWIJZING Beschadiging of functiestoring door vochtigheid

Door vochtigheid kunnen functiestoringen of beschadigingen aan de elektrische installatie ontstaan.

Bij een geopende zekeringenkast erop letten dat geen vochtigheid in de zekeringenkasten kan binnendringen.
Bij het sluiten van de zekeringenkast erop letten dat de afdichting van het deksel correct op de zekeringenkast is aangebracht.

Als een nieuw aangebrachte zekering opnieuw doorbrandt, de oorzaak laten vaststellen en verhelpen bij een gekwalificeerde werkplaats.

Voor het vervangen van zekeringen het volgende controleren:
  • De auto is beveiligd tegen wegrollen.

  • Alle elektrische verbruikers zijn uitgeschakeld.

  • Het contact is uitgeschakeld.

De elektrische zekeringen zijn over verschillende zekeringenkasten verdeeld:
  • Zekeringenkast in de motorruimte aan bestuurderszijde meer

  • Zekeringenkast in de cockpit aan bestuurderszijde meer

  • Zekeringenkast in de beenruimte van de passagier meer

  • Zekeringenkast in de bagageruimte in rijrichting rechts meer

Aanwijzingen met betrekking tot bandenpech
WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door drukloze banden

Een drukloze band beïnvloedt de rij-eigenschappen en het stuur‑ en remgedrag van de auto sterk.

Banden zonder noodloopeigenschappen:

Niet met drukloze band rijden.
De drukloze band direct vervangen door het nood- of reservewiel of contact opnemen met een gekwalificeerde werkplaats.

Banden met noodloopeigenschappen:

De informatie en de waarschuwingsaanwijzingen over MOExtended banden (banden met noodloopeigenschappen) in acht nemen.
Afhankelijk van de uitrusting van de auto hebt u in geval van bandenpech over de volgende mogelijkheden:
  • Auto's met MOExtended-banden: Beperkt doorrijden is mogelijk. Daarbij de waarschuwingsaanwijzingen over MOExtended banden (banden met noodloopeigenschappen) in acht nemen meer.

  • Auto's met TIREFIT Kit: U kunt de band repareren om beperkt te kunnen doorrijden. Daartoe de TIREFIT-set gebruiken meer.

  • Auto's met Mercedes me connect: U kunt in geval van pech een pechoproep starten met het bedieningspaneel dakconsole meer.

  • Alle auto's: Het wiel vervangen meer.

Een noodwiel is alleen in bepaalde landen verkrijgbaar.

Overzicht gereedschap voor het verwisselen van een wiel

Afgezien van enkele landspecifieke varianten zijn de auto's niet uitgerust met gereedschap voor het verwisselen van een wiel. Informeer bij een gekwalificeerde werkplaats welk gereedschap voor het verwisselen van een wiel voor de auto nodig en goedgekeurd is.

Het benodigde gereedschap voor het verwisselen van een wiel kan bijvoorbeeld bevatten:
  • Krik

  • Wielkeg

  • Wielsleutel

  • Centreerpen

De krik heeft een gewicht van circa 3,4 kg.

Het maximumdraagvermogen van de krik vindt u op de sticker op de krik.

De krik is onderhoudsvrij. Bij een storing in de werking contact opnemen met een gekwalificeerde werkplaats.

Het gereedschap voor het verwisselen van een wiel bevindt zich in de boordgereedschapstas .

Boordgereedschapstas
De boordgereedschapstas bevat:
  • Krik

  • Handschoenen

  • Wielsleutel

  • Centreerpen

  • Uitklapbare wielkeg

  • Ratel voor krik

Uitklapbare wielkeg opzetten
Uitklapbare wielkeg opzetten
Opbergplaats TIREFIT-set

De TIREFIT-set bevindt zich onder de bagageruimtebodem.

Fles bandenafdichtmiddel
Bandenvulcompressor
De informatie over de vermogensklasse (LK) en/of de elektrische gegevens vindt u aan de achterzijde van de bandenvulcompressor:
  • LK2 – 12 V/15A, 180 W, 0,8 kg

Op een afstand van circa 1 m tot de bandenvulcompressor en circa 1,6 m boven de grond geldt het volgende geluidsniveau:
  • Geluidsvermogensniveau LWA 91 dB (A)

De bandenvulcompressor is onderhoudsvrij. Bij een storing in de werking contact opnemen met een gekwalificeerde werkplaats.

Auto slepen met beide assen op de grond
De aanwijzingen met betrekking tot de toegestane sleepmethoden in acht nemen meermeer.
De accu moet aangesloten en opgeladen zijn; dit controleren.
Als de accu ontladen is:
  • Kan de motor niet worden gestart.

  • Kan de elektrische parkeerrem niet worden uit- of ingeschakeld.

  • Auto's met automatische transmissie: Kan de automatische transmissie niet in de stand of worden gebracht.

Auto's met automatische transmissie: Wanneer de automatische transmissie niet in de stand kan worden gezet of het multifunctioneel display in het combi-instrument niets aangeeft, de auto vervoeren meer. Voor het transport van de auto is een sleepwagen met hefinrichting nodig.

AANWIJZING Beschadiging door te snel of te ver slepen

Door te snel of te ver slepen kan de aandrijflijn beschadigd raken.

Een sleepsnelheid van 50 km/h niet overschrijden.
Een sleepafstand van 50 km niet overschrijden.
WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen bij het slepen van een auto met een te hoog gewicht
Wanneer‑ de te slepen auto zwaarder is dan het toegestaan totaalgewicht van uw auto, kunnen de volgende situaties zich voordoen:
  • Het sleepoog breekt af.

  • De combinatie kan gaan slingeren en zelfs kantelen.

Als u een andere auto aansleept‑ of sleept, moet erop worden gelet dat het gewicht ervan niet hoger is dan het toegestaan totaalgewicht van uw auto.

Als een auto moet worden weggesleept of aangesleept, mag het gewicht het toegestaan totaalgewicht van het trekkende voertuig niet overschrijden.

Gegevens over het toegestaan totaalgewicht van de betreffende auto vindt u op het voertuigtypeplaatje .
Auto's met automatische transmissie: Het bestuurders- of passagiersportier niet openen, omdat anders de automatische transmissie automatisch in de stand wordt gezet.
Het sleepoog aanbrengen meer.
De sleepkabel of -stang bevestigen.
AANWIJZING Beschadiging door verkeerde bevestiging
De sleepkabel of sleepstang alleen aan de sleepogen bevestigen.
De automatische vergrendeling uitschakelen meer.
De HOLD-functie niet activeren.
De wegsleepbeveiliging uitschakelen meer.
Het Active Brake Assist System uitschakelen meer.
Auto's met automatische transmissie: De automatische transmissie in de stand zetten.
Auto's met handgeschakelde versnellingsbak: De neutraalstand inschakelen.
De elektrische parkeerrem vrijzetten.
Auto's met handgeschakelde versnellingsbak: Het contact inschakelen, anders kan het stuurslot blokkeren.
WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door beperkte veiligheidsrelevante functies bij het slepen
Veiligheidsrelevante functies zijn in de volgende situaties beperkt of niet meer beschikbaar:
  • Het contact is uitgeschakeld.

  • Het remsysteem of de stuurbekrachtiging vertoont een storing.

  • De energievoorziening of het boordnet vertoont een storing.

Als uw auto dan wordt gesleept, kan voor het sturen en remmen aanzienlijk meer kracht nodig zijn.

Een sleepstang gebruiken.
Voor het slepen controleren of de stuurinrichting vrij kan bewegen.
AANWIJZING Beschadiging door te hoge trekkrachten

Plotseling wegrijden kan door hoge trekkrachten de auto's beschadigen.

Langzaam en niet plotseling wegrijden.