Um die Webseite optimal gestalten und Ihnen an Ihre Interessen angepasste, nutzungsbasierte Informationen zukommen lassen zu können, verwendet Daimler Cookies. Mit der Nutzung der Webseite stimmen Sie der Verwendung von Cookies zu. > Weitere Informationen erhalten Sie in den Cookie-Hinweisen.

Aannemen
  • E-Klasse
  • Cabriolet
  • 09/2019
app store google play
X

Printen
Aanwijzingen bij het regelmatig controleren van de velgen en banden
WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door beschadigde banden

Beschadigde banden kunnen verlies van bandenspanning veroorzaken.

Daardoor kunt u de controle over de auto verliezen.

Banden regelmatig op schade controleren en beschadigde banden direct vervangen.
WAARSCHUWING Gevaar voor aquaplaning door te lage profieldiepte

Bij een te lage profieldiepte laat de grip van de banden te wensen over. Het bandenprofiel kan het water niet meer afvoeren.

Daardoor verhoogt bij nat wegdek het gevaar voor aquaplaning, in het bijzonder als u de snelheid niet aanpast.

Bij een te hoge of te lage bandenspanning kunnen banden op verschillende plaatsen van het loopvlak verschillend verslijten.

De profieldiepte en de toestand van het loopvlak over de gehele breedte bij alle banden regelmatig controleren.
Minimumprofieldiepte bij
  • Zomerbanden: 3 mm

  • M+S-Reifen: 4 mm

De banden om veiligheidsredenen laten vervangen voordat de wettelijk voorgeschreven minimumprofieldiepte bereikt is.
De volgende controles regelmatig, ten minste eenmaal per maand of indien nodig, bijvoorbeeld  voor een langere rit of rijden in het terrein, aan alle wielen uitvoeren:
  • Controle van de bandenspanning meer

  • Visuele controle van de banden en velgen op beschadigingen

  • Controle van de ventieldopjes

    De ventielen moeten met de door Mercedes-Benz speciaal voor uw auto goedgekeurde ventieldopjes tegen vocht en vuil beschermd zijn.

  • Visuele controle van de profieldiepte en het loopvlak over de gehele breedte.

    De minimumprofieldiepte bij zomerbanden bedraagt 3 mm en bij winterbanden 4 mm.

Snelheidsbegrenzing bij winterbanden instellen
Multimediasysteem:
Voertuig
Voertuiginstellingen
Winterbanden-limiet
Een snelheid selecteren of de functie uitschakelen.
Aanwijzingen met betrekking tot sneeuwkettingen
WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door verkeerde montage van de sneeuwkettingen

Wanneer sneeuwkettingen op de voorwielen worden gemonteerd, kunnen de sneeuwkettingen tegen de carrosserie of onderdelen van het onderstel schuren.

Daardoor kan schade aan de auto of de banden ontstaan.

Nooit sneeuwkettingen op de voorwielen monteren.
Sneeuwkettingen op de achterwielen altijd paarsgewijs monteren.
AANWIJZINGBeschadiging van de wieldoppen door gemonteerde sneeuwkettingen

Wanneer u sneeuwkettingen op stalen velgen monteert, kunnen de wieldoppen beschadigen.

Voor de montage van sneeuwkettingen de wieldoppen van de stalen velgen verwijderen.
Bij het gebruik maken van sneeuwkettingen het volgende in acht nemen:
  • Sneeuwkettingen zijn slechts voor bepaalde velg-bandcombinatie toegestaan. Informatie hierover is verkrijgbaar bij een Mercedes-Benz-servicewerkplaats.

  • Om veiligheidsredenen alleen de voor Mercedes-Benz goedgekeurde sneeuwkettingen of sneeuwkettingen met dezelfde kwaliteitsstandaard gebruiken.

  • De toegestane maximumsnelheid met gemonteerde sneeuwkettingen is 50 km/h.

  • Auto's met actieve parkeerassistent: Met gemonteerde sneeuwkettingen niet de actieve parkeerassistent gebruiken.

  • Auto's met niveauregeling: Met gemonteerde sneeuwkettingen alleen met hogere voertuighoogte rijden.

De maximumsnelheid van de auto kan voor het rijden met winterbanden permanent worden begrensd meer.

Het ESP® kan voor het wegrijden worden uitgeschakeld meer. Zo kunnen de wielen doordraaien en een hogere aandrijfkracht opwekken.

Aanwijzingen met betrekking tot ruitreinigingsmiddel

De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfsstoffen in acht nemen meer.

WAARSCHUWING Gevaar voor brand‑ en letsel door ruitensproeiervloeistofconcentraat

Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht ontvlambaar. Wanneer het op hete onderdelen in de motorruimte of onderdelen van het uitlaatsysteem terechtkomt, kan het ontsteken.

Ervoor zorgen dat er geen ruitensproeiervloeistofconcentraat naast de vulopening terecht komt.
AANWIJZING Beschadigingen aan de exterieurverlichting door ongeschikt ruitreinigingsmiddel

Ongeschikte ruitreinigingsmiddelen kunnen het kunststof oppervlak van de exterieurverlichting beschadigen.

Alleen ruitreinigingsmiddel gebruiken dat ook geschikt is voor kunststof oppervlakken, bijvoorbeeld MB SummerFit of MB WinterFit.
AANWIJZINGVerstopte sproeiers door menging van ruitensproeiervloeistoffen
MB SummerFit en MB WinterFit niet met andere ruitensproeiervloeistoffen mengen.

Geen gedestilleerd of gedemineraliseerd water gebruiken, anders kan de niveausensor een onjuist niveau detecteren.

Geadviseerd ruitreinigingsmiddel:
  • Boven het vriespunt: Bijvoorbeeld  MB SummerFit

  • Onder het vriespunt: Bijvoorbeeld  MB WinterFit

De correcte mengverhouding is te vinden in de gegevens op de verpakking.

Ruitensproeiervloeistof het hele jaar door mengen met ruitreinigingsmiddel.

Ruitensproeierinstallatie bijvullen
WAARSCHUWING Gevaar voor brandwonden door hete onderdelen in de motorruimte

Bepaalde onderdelen in de motorruimte kunnen zeer heet zijn, bijvoorbeeld de motor, de radiateur en onderdelen van het uitlaatsysteem.

De motor laten afkoelen en alleen de hierna beschreven onderdelen aanraken.
WAARSCHUWING Gevaar voor brandwonden bij het openen van de motorkap

Wanneer bij een oververhitte motor of bij brand in de motorruimte de motorkap wordt geopend, kunt u in contact komen met hete gassen of andere ontsnappende bedrijfsstoffen.

De oververhitte motor laten afkoelen alvorens de motorkap te openen.
Bij brand in de motorruimte de motorkap gesloten houden en contact opnemen met de brandweer.
WAARSCHUWING Gevaar voor brand‑ en letsel door ruitensproeiervloeistofconcentraat

Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht ontvlambaar. Wanneer het op hete onderdelen in de motorruimte of onderdelen van het uitlaatsysteem terechtkomt, kan het ontsteken.

Ervoor zorgen dat er geen ruitensproeiervloeistofconcentraat naast de vulopening terecht komt.
De afsluitdop aan de lip lostrekken.
Ruitensproeiervloeistof bijvullen.
Ruitenwisserbladen voorruit vervangen (MAGIC VISION CONTROL)
WAARSCHUWING Inklemgevaar door ingeschakelde ruitenwissers bij het vervangen van de ruitenwisserbladen

Wanneer de ruitenwissers in beweging komen bij het vervangen van de ruitenwisserbladen, kunt u door de ruitenwisserarm bekneld raken

Alvorens de ruitenwisserbladen te vervangen, altijd de ruitenwissers en het contact uitschakelen.
Ruitenwisserarmen in de vervangingsstand zetten
Het contact in- en direct weer uitschakelen.
Binnen circa 15 seconden op de combischakelaar de toets gedurende circa 3 seconden indrukken meer.

De ruitenwisserarmen gaan naar de vervangingsstand.

Ruitenwisserbladen verwijderen
Ruitenwisserblad in demontagepositie zetten:
De ruitenwisserarm van de voorruit trekken en met één hand vasthouden. Met de andere hand het ruitenwisserblad in de richting van de pijl tot voorbij de weerstand draaien.

Het ruitenwisserblad vergrendelt met een klik in de demontagepositie.

Ruitenwisserblad verwijderen:
De ontgrendelingsknop indrukken, het ruitenwisserblad in de richting van de pijl lostrekken en verwijderen.
Ruitenwisserbladen aanbrengen
Het nieuwe ruitenwisserblad in de richting van de pijl op de ruitenwisserarm schuiven, tot de ontgrendelingsknop aangrijpt.
Het ruitenwisserblad door de weerstand in de richting van de pijl op de ruitenwisserarm drukken.

Het ruitenwisserblad vergrendelt met een hoorbare klik en kan weer vrij bewegen.

De ruitenwisserarm weer naar de voorruit klappen.
Het contact inschakelen.
Op de combischakelaar de toets indrukken meer.

De ruitenwisserarmen gaan terug naar de uitgangspositie.

Ruitenwisserbladen voorruit vervangen
WAARSCHUWING Inklemgevaar door ingeschakelde ruitenwissers bij het vervangen van de ruitenwisserbladen

Wanneer de ruitenwissers in beweging komen bij het vervangen van de ruitenwisserbladen, kunt u door de ruitenwisserarm bekneld raken

Alvorens de ruitenwisserbladen te vervangen, altijd de ruitenwissers en het contact uitschakelen.
Ruitenwisserarmen in de vervangingsstand zetten
Het contact in- en direct weer uitschakelen.
Binnen circa 15 seconden de toets op de combischakelaar gedurende circa drie seconden indrukken meer.

De ruitenwisserarmen gaan naar de vervangingsstand.

Onderhoudsindicatie

De onderhoudsindicatie is alleen bij de standaard ruitenwissers beschikbaar.

De beschermfolie van de onderhoudsindicatie bij de punt van het blad van het nieuwe ruitenwisserblad lostrekken.

Als de kleur van de onderhoudsindicatie verandert van zwart naar geel, moeten de ruitenwisserbladen worden vervangen.

De tijd tot het veranderen van de kleur is afhankelijk van de gebruiksvoorwaarden.

Standverwarming of -ventilatie via bedieningseenheid in- of uitschakelen
GEVAAR Levensgevaar door giftige uitlaatgassen

Wanneer de uitlaateindpijp geblokkeerd is of geen voldoende ventilatie mogelijk is, kunnen giftige uitlaatgassen, in het bijzonder koolmonoxide, in de auto binnendringen. Dat is bijvoorbeeld in gesloten ruimtes het geval, of als de auto in de sneeuw vastzit.

In gesloten ruimtes zonder afzuiginstallatie de standverwarming uitschakelen, bijvoorbeeld in de garage.
Als de motor of de standverwarming werken, de uitlaateindpijp en de omgeving van de auto sneeuwvrij houden.
Aan de luwzijde van de auto een zijruit openen, om voldoende buitenlucht in het interieur te laten komen.
WAARSCHUWING Brandgevaar door hete onderdelen van de standverwarming

Als de standverwarming is ingeschakeld, kunnen onderdelen van de auto, bijvoorbeeld het uitlaatsysteem van de standverwarming, zeer heet worden.

Brandbaar materiaal, bijvoorbeeld bladeren, gras of takken, kunnen ontsteken als ze in contact komen met:
  • hete onderdelen van het uitlaatsysteem van de standverwarming

  • het uitlaatgas zelf

Brandgevaar!

Als de standverwarming is ingeschakeld ervoor zorgen dat:
hete onderdelen van de auto niet in contact komen met brandbaar materiaal.
de uitlaatgassen ongehinderd via de uitlaateindpijp van de standverwarming naar buiten kunnen treden.
de uitlaatgassen niet met brandbaar materiaal in aanraking komen.
AANWIJZING Accu-ontlading door gebruik van de standverwarming-ventilatie

Het gebruik van de standverwarming-ventilatie belast de accu.

Uiterlijk na tweemaal verwarmen of ventileren van de auto een langere afstand rijden.
Voorwaarden
  • De brandstoftank is ten minste tot de reservestand gevuld.

De temperatuur via de toets  instellen.
De toets  indrukken.

Het rode of het blauwe controlelampje in de toets  gaat branden of dooft.

De kleuren van het controlelampje hebben de volgende betekenis:
  • Blauw: De standventilatie is ingeschakeld.

  • Rood: De standverwarming is ingeschakeld.

  • Geel: De vertrektijd is voorgeselecteerd.

De standverwarming of -ventilatie wordt na 50 minuten uitgeschakeld.

Bediening via app: De standverwarming of -ventilatie kan ook via de app van Mercedes me connect worden bediend. Zie voor meer informatie de afzonderlijke handleiding Mercedes me connect Interactieve handleiding.