Um die Webseite optimal gestalten und Ihnen an Ihre Interessen angepasste, nutzungsbasierte Informationen zukommen lassen zu können, verwendet Daimler Cookies. Mit der Nutzung der Webseite stimmen Sie der Verwendung von Cookies zu. > Weitere Informationen erhalten Sie in den Cookie-Hinweisen.

Aannemen
  • EQC
  • SUV
  • 04/2019
app store google play
X

Printen
TEMPOMAT of variabele limiter bedienen
WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door opgeslagen snelheid

Wanneer u de opgeslagen snelheid oproept en deze lager is dan de actuele snelheid, remt de auto af.

Rekening houden met de verkeerssituatie voordat de opgeslagen snelheid wordt opgeroepen.
Voorwaarden
TEMPOMAT
  • De TEMPOMAT is geselecteerd.

  • Het ESP® is ingeschakeld, maar mag niet regelen.

  • De rijsnelheid bedraagt minimaal 20 km/h.

  • De transmissie staat in de stand .

Variabele Limiter
  • De auto is gestart.

  • De variabele limiter is geselecteerd.

Omschakelen tussen TEMPOMAT en variabele limiter
TEMPOMAT selecteren:
De tuimelschakelaar omhoogdrukken.
Variabele limiter selecteren:
De tuimelschakelaar omlaagdrukken.

Auto's met actieve afstandsassistent DISTRONIC: De variabele limiter wordt via een andere toets gekozen meer.

TEMPOMAT of variabele limiter activeren
De tuimelschakelaar omhoog (SET+) of omlaag (SET-) drukken.

De actueel gereden snelheid wordt opgeslagen en door de auto aangehouden (TEMPOMAT) of begrensd (variabele limiter).

of
De tuimelschakelaar omhoogdrukken (RES).

De laatst opgeslagen snelheid wordt opgeslagen en door de auto aangehouden (TEMPOMAT) of begrensd (variabele limiter).

Wanneer daarvoor de laatst opgeslagen snelheid is gewist, wordt de momenteel gereden snelheid opgeslagen.

Als de auto wordt geparkeerd, wordt de laatst opgeslagen snelheid gewist.

Wanneer u de TEMPOMAT of de actieve afstandsassistent DISTRONIC activeert, wordt de laatst opgeslagen snelheid voor de variabele limiter gewist.

Opgeslagen snelheid verhogen/verlagen
De tuimelschakelaar tot het drukpunt omhoog (SET+) of omlaag (SET-) drukken.

De opgeslagen snelheid wordt 1 km/h verhoogd of verlaagd.

of
De tuimelschakelaar tot het drukpunt omhoog (SET+) of omlaag (SET-) drukken en vasthouden.

De opgeslagen snelheid wordt in stappen van 1 km/h verhoogd of verlaagd.

of
De tuimelschakelaar tot voorbij het drukpunt omhoog (SET+) of omlaag (SET-) drukken.

De opgeslagen snelheid wordt 10 km/h verhoogd of verlaagd.

of
De tuimelschakelaar tot voorbij het drukpunt omhoog (SET+) of omlaag (SET-) drukken en vasthouden.

De opgeslagen snelheid wordt in stappen van 10 km/h verhoogd of verlaagd.

of
De auto op de gewenste snelheid brengen.
De tuimelschakelaar omhoog (SET+) drukken.
Overname van de herkende snelheid

Wanneer de snelheidsbegrenzingsassistent of de verkeerstekenassistent bij geactiveerde TEMPOMAT/variabele limiter een verkeersteken met een toegestane maximumsnelheid herkend heeft en dit in het combi-instrument wordt weergegeven, kunt u uit de twee volgende mogelijkheden kiezen:

De tuimelschakelaar omhoog (RES) drukken.

De toegestane maximumsnelheid van het verkeersbord wordt opgeslagen en door de auto aangehouden of overeenkomstig begrensd.

TEMPOMAT deactiveren:
De tuimelschakelaar omlaag (CNCL) drukken.
TEMPOMAT uitschakelen:
De tuimelschakelaar omlaagdrukken.
TEMPOMAT of variabele limiter deactiveren
De tuimelschakelaar omlaag (CNCL) drukken.

Wanneer u remt, het ESP® uitschakelt of wanneer het ESP® regelt, wordt de TEMPOMAT gedeactiveerd. De variabele limiter wordt niet gedeactiveerd.

Als de auto wordt geparkeerd, wordt de laatst opgeslagen snelheid gewist.

Wanneer u de TEMPOMAT of de actieve afstandsassistent DISTRONIC selecteert, wordt de laatst opgeslagen snelheid voor de variabele limiter gewist.