De banden kunnen klappen, in het bijzonder bij toenemende belading en snelheid.
De banden kunnen overmatig en/of ongelijkmatig slijten, hetgeen de grip sterk nadelig beïnvloedt.
De rij-eigenschappen en het stuur‑ en remgedrag kunnen sterk nadelig beïnvloed worden.
ten minste maandelijks
bij veranderde belading
voor aanvang van een langere rit
bij veranderde gebruiksomstandigheden, bijv. rijden in het terrein
De levensduur van de band wordt verkort.
Beschadiging van de banden wordt in de hand gewerkt.
Het rijgedrag en daarmee de rijveiligheid worden nadelig beïnvloed, bijvoorbeeld door aquaplaning.
Wanneer de bandenspanning herhaaldelijk daalt, kunnen velg, ventiel of band beschadigd zijn.
Een te lage bandenspanning kan tot een klapband leiden.
De gegevens over de geadviseerde bandenspanning voor de af fabriek op uw voertuig gemonteerde banden vindt u in de bandenspanningstabel op de stoelconsole respectievelijk op de B‑stijl aan chauffeurszijde meer.
Voor het controleren van de bandenspanning een geschikte bandenspanningsmeter gebruiken. Het uiterlijk van een band geeft geen uitsluitsel over de bandenspanning.
Voertuigen met bandenspanningscontrole: De bandenspanning kan ook via de boordcomputer worden gecontroleerd.
Combi's met 3,0 t en 3,5 t GVW: Bij het overschakelen van 245/65 R17XL banden naar een van de andere goedgekeurde bandenmaten en omgekeerd moet het toegestane spanningsgebied van de bandenspanningscontrole opnieuw worden gecodeerd. Hiervoor contact opnemen met een gekwalificeerde Mercedes-Benz-werkplaats.
Het voertuig heeft gedurende ten minste drie uur geparkeerd gestaan zonder zonnestraling op de banden.
Het voertuig heeft minder dan 1,6 km gereden.
Een stijging van de bandentemperatuur van 10 °C verhoogt de bandenspanning circa 10 kPa (0,1 bar, 1,5 psi). Hier rekening mee houden, als de bandenspanning wordt gecontroleerd als de banden warm zijn.
Voor de banden van de achteras geldt uitsluitend de in de bandenspanningstabel geadviseerde bandenspanning voor volledige belading.