Um die Webseite optimal gestalten und Ihnen an Ihre Interessen angepasste, nutzungsbasierte Informationen zukommen lassen zu können, verwendet Daimler Cookies. Mit der Nutzung der Webseite stimmen Sie der Verwendung von Cookies zu. > Weitere Informationen erhalten Sie in den Cookie-Hinweisen.

Aannemen
  • Sprinter
  • Bestelwagen
  • 12/2020
app store google play
X

Printen
Brandstof tanken
WAARSCHUWING Brand‑ en explosiegevaar door brandstof

Brandstoffen zijn licht ontvlambaar.

Beslist vuur, open licht, roken en vonkvorming vermijden.
Voor en tijdens het tanken de ontsteking en, indien aanwezig, de standverwarming uitschakelen.
WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door brandstoffen

Brandstoffen zijn giftig en schadelijk voor de gezondheid.

Beslist voorkomen dat brandstof met de huid, de ogen of de kleding in aanraking komt, of dat het wordt ingeslikt.
Brandstofdampen niet inademen.
Kinderen op afstand van brandstoffen houden.
Tijdens het tanken portieren en ruiten gesloten houden.

Als u of anderen met brandstof in aanraking zijn geweest, de volgende punten in acht nemen:

Brandstof op de huid direct met water en zeep afspoelen.
Wanneer brandstof in de ogen terecht gekomen is, de ogen direct grondig met schoon water uitspoelen. Zo snel mogelijk naar een arts gaan.
Wanneer brandstof is ingeslikt, zo snel mogelijk naar een arts gaan. Geen braken opwekken.
Met brandstof vervuilde kleren direct wisselen.
WAARSCHUWING Brand‑ en explosiegevaar door elektrostatische oplading

Elektrostatische oplading kan ervoor zorgen dat brandstofdampen ontsteken.

Voordat u de tankdop opent of het vulpistool vastpakt, de metalen carrosserie van de auto aanraken.
Om te voorkomen dat opnieuw een elektrostatische oplading optreedt, tijdens het tanken niet weer in de auto stappen.
WAARSCHUWING Brandgevaar door brandstofmengsel

Auto's met dieselmotor:

Als de motor draait kunnen onderdelen van het uitlaatsysteem ongemerkt oververhit raken.

Nooit benzine tanken.
Nooit benzine aan de diesel bijmengen.
AANWIJZING Geen benzine tanken bij auto's met dieselmotor
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof wordt getankt:
  • Het contact niet inschakelen. Anders kan de brandstof in het brandstofsysteem geraken.

    Kleine hoeveelheden van de verkeerde brandstof kunnen al leiden tot schade aan het brandstofsysteem en de motor. De reparatiekosten zijn hoog.

Contact opnemen met een gekwalificeerde werkplaats.
De brandstoftank en de brandstofleidingen volledig laten legen.
AANWIJZING Beschadiging aan het brandstofsysteem door overvulde brandstoftank
De brandstoftank slechts zo ver vullen tot het vulpistool afslaat.
AANWIJZING Eruit spuitende brandstof bij het verwijderen van het vulpistool
De brandstoftank slechts zo ver vullen tot het vulpistool afslaat.
AANWIJZING Beschadiging door brandstof op gespoten oppervlakken
Geen brandstof op gespoten oppervlakken morsen.
MILIEU-AANWIJZING Milieuschade door ondeskundige omgang met brandstof

Bij een ondeskundige omgang met brandstoffen kan gevaar voor mens en milieu ontstaan.

Brandstoffen niet in de riolering, het oppervlaktewater, het grondwater of in de bodem terecht laten komen.
Voorwaarden
  • Het voertuig is ontgrendeld.

  • De extra verwarming is uitgeschakeld.

  • Het contact is uitgeschakeld.

  • De linker voordeur is geopend.

Tijdens het tanken niet weer in het voertuig stappen. Anders kunt u zich weer elektrostatisch opladen.

De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfsstoffen in acht nemen meer.

Tankdopklep
Tankdop

De tankdopklep bevindt zich in rijrichting links naast de voordeur. De tankdoppositie wordt ook op het instrumentendisplay aangegeven . De pijl op de pompzuil geeft de zijde van het voertuig aan.

De tankdopklep openen.
De tankdop linksom draaien en verwijderen.
Alle deuren sluiten zodat er geen brandstofdampen in het interieur kunnen komen.
De vulpijp van het vulpistool volledig in de tankvulbuis schuiven, laten rusten en tanken.
De brandstoftank slechts zo ver vullen tot het vulpistool afslaat.
De tankdop aanbrengen en rechtsom draaien.

Een knakkend geluid geeft aan dat de tankdop geheel gesloten is.

De linker voordeur openen.
De tankdopklep sluiten.

Voertuigen met dieselmotor en tankbeveiliging tegen tanken van benzine: De opening van de tankvulbuis is alleen geschikt voor de vulpistolen van een dieselpomp voor personenvoertuigen.

Voertuigen met dieselmotor zonder tankbeveiliging: Bij voorkeur tanken bij een personenauto-pompzuil. U kunt ook bij een dieselpomp voor vrachtwagens tanken.

Bij een volledig leeggereden brandstoftank ten minste 5 l brandstof bijtanken.

Voertuigen voor gemengd gebruik zijn te herkennen aan de sticker "Ethanol up to E85!" op de tankdopklep.

Waarden in het menu Reis van de boordcomputer terugzetten
Boordcomputer:
Reis

De schrijfwijze van de weergegeven hoofdmenu's kan afwijken. Daarom het menu-overzicht voor het instrumentendisplay raadplegen meer.

De waarden van de volgende functies kunnen worden teruggezet:
  • Dagteller:

    • Dagteller terugzetten?

  • Tripcomputer:

    • Na vertrek

    • Na reset

  • ECO-weergave

De terug te zetten functie selecteren en de selectie bevestigen.
De vraag Waarden terugzetten? met Ja bevestigen.
Bandenspanning met bandenspanningscontrole controleren
Voorwaarden
  • Het contact is ingeschakeld.

Boordcomputer:
Service
Banden
Een van de volgende weergave verschijnt:
  • Actuele bandenspanning en de bandentemperatuur van de afzonderlijke wielen

Instrumentendisplay met kleurendisplay
  • Actuele bandenspanning van de afzonderlijke wielen

Instrumentendisplay met zwart-wit-display
  • Bandenspanningsindicatie verschijnt na enkele minuten rijden: De inleerprocedure van het systeem is nog niet afgesloten. De bandenspanningen worden dan reeds gecontroleerd.

De bandenspanning vergelijken met de voor de actuele bedrijfstoestand geadviseerde bandenspanning meer. Daarbij de aanwijzingen met betrekking tot de bandentemperatuur in acht nemen meer.

De op het multifunctioneel display weergegeven waarden kunnen afwijken van de waarden van de bandenspanningsmeter, die gelden voor zeeniveau. Op hoger gelegen locaties geven luchtdrukmeters een hogere bandenspanning weer dan de boordcomputer. In dit geval de bandenspanning verlagen.

Ook beslist de volgende uitgebreide informatie lezen:
  • Aanwijzingen met betrekking tot de bandenspanning meer

AdBlue® bijvullen
AANWIJZING Motorschade door AdBlue® in de brandstof
AdBlue® mag niet in de brandstoftank worden gevuld.
AdBlue® alleen in de AdBlue®-tank vullen.
Vermijden dat de AdBlue®-tank te ver wordt gevuld.
AANWIJZING Verontreiniging van het interieur door vrijkomende AdBlue®
De AdBlue® navulverpakking na het vullen goed afsluiten.
AdBlue® navulverpakkingen niet langdurig in de auto vervoeren.
Voorwaarden
  • Het contact is uitgeschakeld.

Voertuigen met goedkeuring als personenvoertuig: De volgende na elkaar optredende meldingen op het multifunctioneel display verzoeken u om de AdBlue®-tank bij te vullen:
  • AdBlue bijvullen zie handleiding

    De AdBlue® voorraad is tot de reservehoeveelheid verbruikt.

  • AdBlue bijvullen Noodloop over XXX km 

    U kunt met het voertuig alleen nog de weergegeven afstand afleggen. Zo snel mogelijk AdBlue® bijvullen.

  • AdBlue bijvullen Noodloop: 20 km/h  Geen start na XXX km 

    De rijsnelheid is tot 20 km/h beperkt. U kunt met het voertuig alleen nog de weergegeven afstand afleggen. Daarna kan de motor niet meer worden gestart.

  • AdBlue bijvullen Starten niet mogelijk

    Het voertuig kan niet meer worden gestart.

Voertuigen met goedkeuring als bedrijfswagen: De volgende na elkaar optredende meldingen op het multifunctioneel display verzoeken u om de AdBlue®-tank bij te vullen:
  • AdBlue bijvullen zie handleiding

    De AdBlue® voorraad is tot de reservehoeveelheid verbruikt.

  • AdBlue bijvullen Vermogen gereduceerd

  • AdBlue bijvullen Na opnieuw starten noodloop: max. 20 km/h 

    Het voertuig kan na het opnieuw starten van de motor nog slechts maximaal 20 km/h rijden.

  • AdBlue bijvullen Noodloop: max. 20 km/h 

    Het voertuig kan nog slechts maximaal 20 km/h rijden.

Bijvulhoeveelheden:

Met oproep op het display

min. 8  l

Zonder oproep op het display

min. 2  l

Het AdBlue® niveau kan ook weergegeven worden meer.

AdBlue® tankdop openen bij niet-afsluitbare tankdop
De motorkap openen.
De AdBlue®-tankdop linksom draaien en verwijderen.
AdBlue® tankdop openen bij afsluitbare tankdop
De motorkap openen.
Het gereedschap voor het ontgrendelen van de AdBlue®-tankdop uit het boordgereedschap nemen.
De afdekking op de AdBlue®-tankdop omhoogtrekken, 90° draaien en loslaten.
Het gereedschap in de boringen van de AdBlue®-tankdop steken.
De AdBlue®-tankdop linksom draaien en verwijderen.
AdBlue® bijvulcontainer voorbereiden
Variant 1
Variant 2
De dop van de AdBlue®-bijvulcontainer losdraaien.
De eenwegslang met de hand op de opening van de AdBlue® bijvulcontainer vastdraaien.
AdBlue® bijvullen
Variant 1
Variant 2
De eenwegslang met de hand op de vulpijp van het voertuig vastdraaien (variant 1) of erin steken (variant 2).
De AdBlue®-bijvulcontainer omhoogbrengen en kantelen.

Als de AdBlue®-tank volledig gevuld is, stopt het vullen.

De AdBlue®-bijvulcontainer kan gedeeltelijk geleegd worden verwijderd.

De eenwegslang en de AdBlue® bijvulcontainer in omgekeerde volgorde losdraaien en afsluiten.
De ontsteking gedurende ten minste 60 seconden inschakelen.
Het voertuig starten.

Een AdBlue® navulverpakking niet continu in het voertuig meenemen.

AdBlue® navulflacon

De AdBlue® navulflacon slechts handvast op de vulopening in de motorruimte schroeven. Anders kan deze worden beschadigd.

De AdBlue®-navulflacons zijn verkrijgbaar bij een groot aantal tankstations of bij een gekwalificeerde werkplaats. Navulflacons zonder schroefsluiting bieden geen bescherming tegen overvullen. De mogelijkheid bestaat dat AdBlue® door overvulling naar buiten lekt. Mercedes-Benz biedt speciale navulflacons met schroefsluiting aan. Deze zijn verkrijgbaar bij een Mercedes-Benz-servicewerkplaats.

De afdekkap van de AdBlue®-navulflacon losdraaien.
De AdBlue®-navulflacon zoals afgebeeld op de vulopening aanbrengen en rechtsom met de hand vastdraaien.
De AdBlue®-navulflacon in de richting van de vulopening drukken.

De AdBlue®-tank wordt gevuld. Dit kan tot 1 minuut duren.

Wanneer de AdBlue®-navulflacon niet meer omlaaggedrukt wordt, stopt het vullen. De fles kan deels geleegd worden verwijderd.

De AdBlue®-navulflacon loslaten.
De AdBlue®-navulflacon linksom draaien en verwijderen.
De afdekkap van AdBlue®-navulflacon weer aanbrengen.
Tanken met vulpistool van een AdBlue®-pompzuil
Het vulpistool in de vulpijp van het voertuig aanbrengen en AdBlue® bijvullen. De AdBlue®-tank daarbij niet overvullen. Er kan ook gebruik worden gemaakt van een AdBlue®-pompzuil voor vrachtwagens.
AdBlue® tankdop sluiten bij niet-afsluitbare tankdop
Na het vullen van de AdBlue®-tank de AdBlue®-tankdop op de vulpijp aanbrengen en rechtsom vastdraaien.
De AdBlue®-tankdop zo ver draaien, dat het opschrift hierop leesbaar is en horizontaal staat.

Alleen zo is de vulpijp correct afgesloten.

De motorkap sluiten.
AdBlue® tankdop sluiten bij afsluitbare tankdop
Na het vullen van de AdBlue®-tank de AdBlue®-tankdop op de vulpijp aanbrengen en rechtsom vastdraaien.
Het gereedschap uit de AdBlue®-tankdop trekken en opbergen in het boordgereedschap.
De afdekking op de AdBlue®-tankdop omhoogtrekken, over de boringen van de AdBlue®-tankdop draaien en loslaten.
De AdBlue®-tankdop draaien.

Wanneer de AdBlue®-tankdop vrij kan worden gedraaid, is de AdBlue®-tank afgesloten.

Ruitensproeierinstallatie bijvullen
WAARSCHUWING Gevaar voor brandwonden door hete onderdelen in de motorruimte

Bepaalde onderdelen in de motorruimte kunnen zeer heet zijn, bijvoorbeeld de motor, de radiateur en onderdelen van het uitlaatsysteem.

De motor laten afkoelen en alleen de hierna beschreven onderdelen aanraken.
Als werkzaamheden in de motorruimte moeten worden uitgevoerd, alleen de volgende onderdelen aanraken:
  • Motorkap

  • Afsluitdop vulopening motorolie

  • Afsluitdop ruitensproeiervloeistofreservoir

  • Afsluitdop koelvloeistofexpansiereservoir

WAARSCHUWING Gevaar voor brandwonden bij het openen van de motorkap

Wanneer bij een oververhitte motor of bij brand in de motorruimte de motorkap wordt geopend, kunt u in contact komen met hete gassen of andere ontsnappende bedrijfsstoffen.

De oververhitte motor laten afkoelen alvorens de motorkap te openen.
Bij brand in de motorruimte de motorkap gesloten houden en contact opnemen met de brandweer.
WAARSCHUWING Gevaar voor brand‑ en letsel door ruitensproeiervloeistofconcentraat

Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht ontvlambaar. Wanneer het op hete onderdelen in de motorruimte of onderdelen van het uitlaatsysteem terechtkomt, kan het ontsteken.

Ervoor zorgen dat er geen ruitensproeiervloeistofconcentraat naast de vulopening terecht komt.
Ruitensproeiervloeistof bijvullen
Ruitensproeiervloeistofreservoir (voorbeeld)
De ruitensproeiervloeistof in een jerrycan in de juiste mengverhouding voormengen.
Het voertuig op een horizontaal vlak parkeren en beveiligen tegen wegrollen meer.
De motorkap openen meer.
De afsluitdop van het ruitensproeiervloeistofreservoir aan de lip naar boven trekken.
De voorgemengde ruitensproeiervloeistof bijvullen.
De afsluitdop op de vulopening drukken, tot deze hoorbaar vergrendelt.
De motorkap sluiten meer.
Ruitenwisserbladen voorruit vervangen
WAARSCHUWING Inklemgevaar door ingeschakelde ruitenwissers bij het vervangen van de ruitenwisserbladen

Wanneer de ruitenwissers in beweging komen bij het vervangen van de ruitenwisserbladen, kunt u door de ruitenwisserarm bekneld raken

Alvorens de ruitenwisserbladen te vervangen, altijd de ruitenwissers en het contact uitschakelen.
WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door het gebruik van de ruitenwissers bij geopende motorkap

Als de ruitenwissers zich in beweging zetten als de motorkap geopend is, kunt u bekneld raken in het mechanisme.

Alvorens de motorkap te openen, altijd de ruitenwissers en het contact uitschakelen.

De ruiten worden niet meer correct gewist als de ruitenwisserbladen versleten zijn. Ruitenwisserbladen tweemaal per jaar vervangen, het beste in het voorjaar en in de herfst.

De ruitenwisserarm van de voorruit wegklappen.
De ruitenwisserarm vasthouden en het ruitenwisserblad in de richting van de pijl tot de aanslag van de ruitenwisserarm wegdraaien.
De schuif in de richting van de pijl naar boven schuiven, tot deze vergrendelt.
Het ruitenwisserblad terugklappen tegen de ruitenwisserarm.
Het ruitenwisserblad van de ruitenwisserarm verwijderen.
Het nieuwe ruitenwisserblad in de houder op de ruitenwisserarm aanbrengen.
Daarbij de verschillende lengtes van de beide ruitenwisserbladen in acht nemen:
  • Chauffeurszijde: Lang ruitenwisserblad

  • Bijrijderszijde: Kort ruitenwisserblad

De schuif omlaagschuiven tot deze vergrendelt.
De ruitenwisserarm weer tegen de voorruit terugklappen.
Ruitenwisserbladen (voorruit) vervangen (WET WIPER SYSTEM)
WAARSCHUWING Inklemgevaar door ingeschakelde ruitenwissers bij het vervangen van de ruitenwisserbladen

Wanneer de ruitenwissers in beweging komen bij het vervangen van de ruitenwisserbladen, kunt u door de ruitenwisserarm bekneld raken

Alvorens de ruitenwisserbladen te vervangen, altijd de ruitenwissers en het contact uitschakelen.
WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door het gebruik van de ruitenwissers bij geopende motorkap

Als de ruitenwissers zich in beweging zetten als de motorkap geopend is, kunt u bekneld raken in het mechanisme.

Alvorens de motorkap te openen, altijd de ruitenwissers en het contact uitschakelen.

De ruiten worden niet meer correct gewist als de ruitenwisserbladen versleten zijn. Ruitenwisserbladen tweemaal per jaar vervangen, het beste in het voorjaar en in de herfst.

De ruitenwisserarm van de voorruit wegklappen.
De ruitenwisserarm vasthouden en het ruitenwisserblad in de richting van de pijl tot de aanslag van de ruitenwisserarm wegdraaien.
De schuif in de richting van de pijl naar boven schuiven, tot deze vergrendelt.
Het ruitenwisserblad in de richting van de pijl van de ruitenwisserarm verwijderen.
De slang voorzichtig van het ruitenwisserblad wegtrekken.
De slang op het ruitenwisserblad bevestigen.
Het nieuwe ruitenwisserblad in de houder op de ruitenwisserarm aanbrengen.
Daarbij de verschillende lengtes van de beide ruitenwisserbladen in acht nemen:
  • Chauffeurszijde: Lang ruitenwisserblad

  • Bijrijderszijde: Kort ruitenwisserblad

De schuif omlaagschuiven tot deze vergrendelt.
Het ruitenwisserblad terugklappen tegen de ruitenwisserarm.
De ruitenwisserarm weer tegen de voorruit terugklappen.
Motoroliepeil met de boordcomputer controleren
Voorwaarden
  • Het voertuig staat bij een meting horizontaal.

  • De motorkap is gesloten.

  • Afhankelijk van het rijprofiel is een weergave van het oliepeil pas na tot 30 minuten rijden en bij ingeschakeld contact mogelijk

Boordcomputer:
Service
Motoroliepeil:
Op het multifunctioneel display verschijnt een van de volgende meldingen:
Motoroliepeil Meting bezig…: Nog geen meting van het oliepeil mogelijk. Na maximaal 30 minuten rijden opnieuw proberen.
Motoroliepeil in orde en de balk voor de weergave van het oliepeil op het multifunctioneel display is groen en ligt tussen "min" en "max": Het oliepeil is in orde.
Motoroliepeil Motor warm rijden: De motor op bedrijfstemperatuur warm rijden.
Motoroliepeil Voor meting auto horizontaal plaatsen: Het voertuig op een horizontaal vlak parkeren.
Motoroliepeil 1,0  bijvullen en de balk voor de weergave van het oliepeil op het multifunctioneel display is oranje en ligt onder "min": 1 l Motorolie bijvullen.
Motoroliepeil verlagen en de balk voor de weergave van het oliepeil op het multifunctioneel display is oranje en ligt boven "max": Te veel bijgevulde motorolie aftappen.

Naar een gekwalificeerde werkplaats gaan.

Voor motoroliepeil contact aan: Het contact inschakelen, om het motoroliepeil te controleren.
Motoroliepeil Systeem buiten werking: De sensor is defect of niet aangesloten. Naar een gekwalificeerde werkplaats gaan.
Motoroliepeil nu niet beschikbaar: De motorkap sluiten.

Voertuigen met koudeolie-indicatie: Na een langere standtijd van het voertuig wordt automatisch het oliepeil op het multifunctioneel display weergegeven. Indien een meting van het motoroliepeil niet mogelijk is, verschijnt een bijbehorende melding.

Het resultaat van de elektronische meting heeft altijd voorrang boven andere metingen.

Aanwijzingen met betrekking tot het wassen van het voertuig in een wasstraat
WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door verminderde remwerking na het auto wassen

Nadat de auto is gewassen, hebben de remmen een verminderde remwerking.

Nadat de auto is gewassen, rekening houdend met de verkeerssituatie, voorzichtig afremmen tot de volledige remwerking weer aanwezig is.

Erop letten dat de wasstraat geschikt is voor de afmetingen van het voertuig.

Voordat het voertuig in een wasstraat wordt gewassen de buitenspiegels inklappen en een eventuele extra antenne verwijderen. Anders kunnen de buitenspiegels, de antenne of het voertuig worden beschadigd.

Er bij het verlaten van de wasstraat op letten, dat de buitenspiegels weer volledig zijn uitgeklapt en de eventuele extra antenne weer gemonteerd is.

Om schade aan het voertuig te vermijden, het volgende in acht nemen bij gebruik van een wasstraat:
  • De zijruiten en de schuifruit zijn volledig gesloten.

  • De aanjager van de ventilatie en de verwarming is uitgeschakeld.

  • De schakelaar van de ruitenwissers staat in de stand .

Als het voertuig sterk vervuild is, moet deze worden voorgereinigd voordat deze in een wasstraat wordt gereinigd.

Door na het voertuig wassen de wax van de voorruit en de ruitenwisserrubbers te verwijderen, wordt streepvorming voorkomen en worden wisgeluiden gereduceerd.