Um die Webseite optimal gestalten und Ihnen an Ihre Interessen angepasste, nutzungsbasierte Informationen zukommen lassen zu können, verwendet Daimler Cookies. Mit der Nutzung der Webseite stimmen Sie der Verwendung von Cookies zu. > Weitere Informationen erhalten Sie in den Cookie-Hinweisen.

Aannemen
  • Citan
  • 08/2021
app store google play
X

Printen
Brandstof tanken
WAARSCHUWING Brand‑ en explosiegevaar door brandstof

Brandstoffen zijn licht ontvlambaar.

Beslist vuur, open licht, roken en vonkvorming vermijden.
Voor het tanken het voertuig en, indien aanwezig, de standverwarming uitschakelen en tijdens het tanken uitgeschakeld laten.
WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door brandstoffen

Brandstoffen zijn giftig en schadelijk voor de gezondheid.

Beslist voorkomen dat brandstof met de huid, de ogen of de kleding in aanraking komt, of dat het wordt ingeslikt.
Brandstofdampen niet inademen.
Kinderen op afstand van brandstoffen houden.
Tijdens het tanken portieren en ruiten gesloten houden.

Als u of anderen met brandstof in aanraking zijn geweest, de volgende punten in acht nemen:

Brandstof op de huid direct met water en zeep afspoelen.
Wanneer brandstof in de ogen terecht gekomen is, de ogen direct grondig met schoon water uitspoelen. Zo snel mogelijk naar een arts gaan.
Wanneer brandstof is ingeslikt, zo snel mogelijk naar een arts gaan. Geen braken opwekken.
Met brandstof vervuilde kleren direct wisselen.
WAARSCHUWING Brand‑ en explosiegevaar door elektrostatische oplading

Elektrostatische oplading kan ervoor zorgen dat brandstofdampen ontsteken.

Voordat u de tankdop opent of het vulpistool vastpakt, de metalen carrosserie van de auto aanraken.
Om te voorkomen dat opnieuw een elektrostatische oplading optreedt, tijdens het tanken niet weer in de auto stappen.
WAARSCHUWING Brandgevaar door brandstofmengsel

Voertuigen met dieselmotor:

Wanneer diesel met benzine wordt gemengd, is het vlampunt van het brandstofmengsel lager dan bij pure diesel.

Als het voertuig is ingeschakeld kunnen onderdelen van het uitlaatsysteem ongemerkt oververhit raken.

Nooit benzine tanken.
Nooit benzine aan de diesel toevoegen.
AANWIJZING Geen benzine tanken bij auto's met dieselmotor
Wanneer abusievelijk een verkeerde brandstof wordt getankt:
  • De auto niet inschakelen. Anders kan de brandstof in het brandstofsysteem geraken.

    Kleine hoeveelheden van de verkeerde brandstof kunnen al leiden tot schade aan het brandstofsysteem en de motor. De reparatiekosten zijn hoog.

Contact opnemen met een gekwalificeerde werkplaats.
De brandstoftank en de brandstofleidingen volledig laten legen.
AANWIJZING Beschadiging aan het brandstofsysteem door overvulde brandstoftank
De brandstoftank slechts zo ver vullen tot het vulpistool afslaat.
AANWIJZING Eruit spuitende brandstof bij het verwijderen van het vulpistool
De brandstoftank slechts zo ver vullen tot het vulpistool afslaat.
AANWIJZING Beschadiging door brandstof op gespoten oppervlakken
Geen brandstof op gespoten oppervlakken morsen.
MILIEU-AANWIJZING Milieuschade door ondeskundige omgang met brandstof

Bij een ondeskundige omgang met brandstoffen kan gevaar voor mens en milieu ontstaan.

Brandstoffen niet in de riolering, het oppervlaktewater, het grondwater of in de bodem terecht laten komen.
Voorwaarden
  • Het voertuig is ontgrendeld.

  • De extra verwarming is uitgeschakeld.

  • Het voertuig is uitgeschakeld.

Tijdens het tanken niet weer in het voertuig stappen. Anders kunt u zich weer elektrostatisch opladen.

De aanwijzingen met betrekking tot de bedrijfsstoffen in acht nemen meer.

De motor afzetten.
De sleutel uit het contactslot verwijderen.
De parkeerrem bedienen.
Op de achterzijde van de tankdopklep drukken.
De tankdop linksom draaien en van de vulpijp verwijderen.
De tankdop van bovenaf aan de houder bevestigen.
Op de juiste brandstofkwaliteit letten .
De vulpijp van het vulpistool volledig in de tankvulbuis schuiven en tanken.
De brandstoftank slechts zo ver vullen tot het vulpistool afslaat.
De tankdop op de vulpijp aanbrengen en rechtsom vastdraaien.
De tankdopklep sluiten.
Waarden in het menu Reis van de boordcomputer terugzetten
Boordcomputer:
Reis

De schrijfwijze van de weergegeven hoofdmenu's kan afwijken. Daarom het menu-overzicht voor het combi-instrument raadplegen meer.

De waarden van de volgende functies kunnen worden teruggezet:
  • Dagteller:

    • Dagteller terugzetten?

  • Tripcomputer:

    • Na vertrek

    • Na reset

  • ECO aanduiding

De terug te zetten functie selecteren en de selectie bevestigen.
De vraag Waarden terugzetten? met Ja bevestigen.
Bandenspanning met bandenspanningscontrole controleren
Voorwaarden
  • Het voertuig is ingeschakeld.

Boordcomputer:
Service
Banden

Een van de volgende weergave verschijnt:

  • Actuele bandenspanning en bandentemperatuur van de afzonderlijke wielen

  • Bandenspanningsindicatie verschijnt na enkele minuten rijden

  • Bandenspanningscontrole actief: De inleerprocedure van het systeem is nog niet afgesloten. De bandenspanningen worden dan reeds gecontroleerd.

De bandenspanning vergelijken met de voor de actuele bedrijfstoestand geadviseerde bandenspanning meer. Daarbij de aanwijzingen over koude banden in acht nemen meer.

De op de boordcomputer weergegeven waarden kunnen afwijken van de waarden van de bandenspanningsmeter, omdat deze voor zeeniveau gelden. Op hoger gelegen plaatsen geven luchtdrukmeters een hogere bandenspanning aan dan de boordcomputer. In dit geval de bandenspanning verlagen.

AdBlue® bijvullen
AANWIJZING Motorschade door AdBlue® in de brandstof
AdBlue® mag niet in de brandstoftank worden gevuld.
AdBlue® alleen in de AdBlue®-tank vullen.
Vermijden dat de AdBlue®-tank te ver wordt gevuld.
AANWIJZING Verontreiniging van het interieur door vrijkomende AdBlue®
De AdBlue® navulverpakking na het vullen goed afsluiten.
AdBlue® navulverpakkingen niet langdurig in de auto vervoeren.
AdBlue® bij de AdBlue® pompzuil bijvullen

AdBlue®-pompzuilen vindt u bij talrijke tankstations. Het tanken van AdBlue® is ook mogelijk bij vrachtwagen-pompzuilen.

De tankdopklep openen.
De blauwe AdBlue®-tankdop openen.
Het vulpistool in de vulpijp van het voertuig aanbrengen en AdBlue® bijvullen. De AdBlue®-tank daarbij niet overvullen.
Wanneer de pompzuil bij het vullen automatisch afslaat, niet verder tanken. De AdBlue®-tank is volledig gevuld.
De blauwe AdBlue®-tankdop sluiten.
De tankdopklep sluiten.

Wanneer u vervolgens het voertuig inschakelt, moet de displaymelding AdBlue bijvullen zie handleiding na enkele minuten doven. Wanneer het weergaveveld van het display in het combi-instrument de melding blijft weergeven, moet u meer AdBlue® bijvullen.

AdBlue® met de AdBlue®-bijvul-jerrycan bijvullen
De afsluitdop van de AdBlue®-bijvul-jerrycan losdraaien.
De vulslang met de hand op de opening van de AdBlue®-bijvul-jerrycan vastdraaien.
De blauwe AdBlue®-tankdop openen.
De vulslang in de vulpijp van het voertuig aanbrengen en AdBlue® bijvullen. De AdBlue®-tank daarbij niet overvullen. Wanneer AdBlue® wegloopt, niet opnieuw proberen te tanken.
De vulslang van de AdBlue®-bijvul-jerrycan losdraaien.
De AdBlue®- bijvul-jerrycan weer met de afsluitdop sluiten.
De gedeeltelijk lege AdBlue®-bijvul-jerrycan en de vulslang opbergen of de lege AdBlue®-bijvul-jerrycan en de vulslang op milieuvriendelijke wijze afvoeren.
De blauwe AdBlue®-tankdop sluiten.
De tankdopklep sluiten.

Wanneer u vervolgens het voertuig inschakelt, moet de displaymelding AdBlue bijvullen zie handleiding na enkele minuten doven. Wanneer het weergaveveld van het display in het combi-instrument de melding blijft weergeven, moet u meer AdBlue® bijvullen.

Ruitensproeierinstallatie bijvullen
WAARSCHUWING Gevaar voor brandwonden bij het openen van de motorkap
Wanneer bij een oververhitte motor of bij brand in de motorruimte de motorkap wordt geopend, kunnen de volgende situaties optreden:
  • U kunt met hete gassen in contact komen.

  • U kunt met andere ontsnappende, hete bedrijfsstoffen in aanraking komen.

De oververhitte motor laten afkoelen alvorens de motorkap te openen.
Bij brand in de motorruimte de motorkap gesloten houden en contact opnemen met de brandweer.
WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door bewegende delen

Componenten in de motorruimte kunnen ook bij uitgeschakeld contact blijven werken of plotseling in werking treden.

Voordat werkzaamheden in de motorruimte worden uitgevoerd het volgende in acht nemen:

Het contact uitschakelen.
Nooit in de gevarenzone van bewegende onderdelen, bijvoorbeeld het draaibereik van de ventilator, reiken.
Sieraden en horloges afdoen.
Kledingstukken en haren uit de buurt van bewegende delen houden.
WAARSCHUWING Gevaar voor brandwonden door hete onderdelen in de motorruimte

Bepaalde onderdelen in de motorruimte kunnen zeer heet zijn, bijvoorbeeld de motor, de radiateur en onderdelen van het uitlaatsysteem.

De motor laten afkoelen en alleen de hierna beschreven onderdelen aanraken.
Wanneer werkzaamheden in de motorruimte moeten worden uitgevoerd, alleen de volgende onderdelen aanraken:
  • Motorkap

  • Oliepeilstaaf

  • Afsluitdop vulopening motorolie

  • Afsluitdop ruitensproeiervloeistofreservoir

  • Afsluitdop koelvloeistofexpansiereservoir

WAARSCHUWING Gevaar voor brand‑ en letsel door ruitensproeiervloeistofconcentraat

Ruitensproeiervloeistofconcentraat is licht ontvlambaar. Wanneer het op hete onderdelen in de motorruimte of onderdelen van het uitlaatsysteem terechtkomt, kan het ontsteken.

Ervoor zorgen dat er geen ruitensproeiervloeistofconcentraat naast de vulopening terecht komt.
Ruitensproeiervloeistof bijvullen
Ruitensproeiervloeistofreservoir (voorbeeld)
De ruitensproeiervloeistof in een jerrycan in de juiste mengverhouding voormengen.
De afsluitdop van het ruitensproeiervloeistofreservoir aan de lip naar boven trekken.
De voorgemengde ruitensproeiervloeistof bijvullen.
De afsluitdop op de vulopening drukken, tot deze hoorbaar vergrendelt.

De verdere informatie over het ruitreinigingsmiddel in acht nemen meer

Ruitenwisserbladen voorruit vervangen
WAARSCHUWING Inklemgevaar door ingeschakelde ruitenwissers bij het vervangen van de ruitenwisserbladen

Wanneer de ruitenwissers in beweging komen bij het vervangen van de ruitenwisserbladen, kunt u door de ruitenwisserarm bekneld raken

Alvorens de ruitenwisserbladen te vervangen, altijd de ruitenwissers en de auto uitschakelen.
WAARSCHUWING Gevaar voor letsel door het gebruik van de ruitenwissers bij geopende motorkap

Als de ruitenwissers zich in beweging zetten als de motorkap geopend is, kunt u bekneld raken in de wisserstangen.

Altijd eerst de ruitenwissers en de auto uitschakelen wanneer de motorkap moet worden geopend.
Ruitenwisserarmen in de vervangingspositie brengen
Het voertuig inschakelen.
Binnen een seconde tweemaal de toets op de combischakelaar tot het eerste drukpunt indrukken.

De ruitenwisserarmen bewegen in de vervangingspositie.

Ruitenwisserbladen verwijderen
De ruitenwisserarm van de voorruit wegklappen.
De ontgrendelingsknop indrukken.
Het ruitenwisserblad in de richting van de pijl van de ruitenwisserarm verwijderen.
Ruitenwisserbladen aanbrengen
Het nieuwe ruitenwisserblad in de richting van de pijl in de ruitenwisserarm aanbrengen, tot de ontgrendelingsknop vergrendelt.
De bevestiging van het ruitenwisserblad controleren.
De ruitenwisserarmen weer naar de voorruit klappen.
Het voertuig inschakelen.
Eenmaal de toets op de combischakelaar indrukken.
of
Met het voertuig sneller dan 10 km/h gaan rijden.

De ruitenwisserarmen gaan terug naar de uitgangspositie.

Het voertuig uitschakelen.
Aanwijzingen met betrekking tot het wassen van het voertuig in een wasstraat
WAARSCHUWING Gevaar voor ongevallen door verminderde remwerking na het auto wassen

Nadat de auto is gewassen, hebben de remmen een verminderde remwerking.

Nadat de auto is gewassen, rekening houdend met de verkeerssituatie, voorzichtig afremmen tot de volledige remwerking weer aanwezig is.

Erop letten dat de wasstraat geschikt is voor de afmetingen van het voertuig.

Voordat het voertuig in een wasstraat wordt gewassen de buitenspiegels inklappen en een eventuele extra antenne verwijderen. Anders kunnen de buitenspiegels, de antenne of het voertuig worden beschadigd.

Er bij het verlaten van de wasstraat op letten, dat de buitenspiegels weer volledig zijn uitgeklapt en de eventuele extra antenne weer gemonteerd is.

Om schade aan het voertuig te vermijden, het volgende in acht nemen bij gebruik van een wasstraat:
  • De zijruiten en de schuifruit zijn volledig gesloten.

  • De aanjager van de ventilatie en de verwarming is uitgeschakeld.

  • De schakelaar van de ruitenwissers staat in de stand .

Wanneer het voertuig sterk vervuild is, moet deze worden voorgereinigd voordat deze in een wasstraat wordt gereinigd.

Door na het voertuig wassen de wax van de voorruit en de ruitenwisserrubbers te verwijderen, wordt streepvorming voorkomen en worden wisgeluiden gereduceerd.